9. Verklaring van de begrippen
Voor de eigenlijke programmering van de centrale moet u eerst een overzicht over de gebruikte begrippen krijgen.
U krijgt eerst een verklaring van de mogelijke zonetypen en de toegewezen eigenschappen.
ZONE
Een melder wordt zone genoemd als deze in de draadloze alarmcentrale ingelezen
is.
Zones kunnen verschillende eigenschappen hebben. De melder weet niet of de
draadloze alarmcentrale geactiveerd of gedeactiveerd is. Een melder stuurt daarom
altijd een alarm naar de centrale als deze een verandering registreert. Pas in de
draadloze alarmcentrale wordt geanalyseerd of deze melding tot een alarmreactie
leidt of niet.
NIET IN GEBRUIK
Een zone waarop geen draadloze melder ingelezen is of waarop op de ingang geen
snoergebonden melder aangesloten is en die dus niet gebruikt wordt, moet als
zonetype Niet in gebruik geprogrammeerd worden. De alarminstallatie reageert niet
als een gebeurtenis deze melder activeerd.
ONMIDDELLIJK
Deze zone activeert met een geactiveerde draadloze alarmcentrale onmiddellijk een
alarm als een draadloze melder een verandering naar de draadloze alarmcentrale
stuurt of de toestand van de alarmzone verandert. (bijv. openen van alarmcontact).
INGANG VOLGEND
Deze zone activeert geen alarm als eerder een in-/uitgangszone de
ingangsvertragingstijd geactiveerd is. Er volgt een onmiddellijk alarm als er eerder
geen ingangsvertraging werd geactiveerd. Gebruik dit zonetype bijv. voor een
bewegingsmelder in de gang, die op de (van een openingsmelder voorziene
voordeur gericht is. Deze melder kan als in-/uitgangsmelder bij interne activering
gebruikt worden. Deze zone kan bij het verlaten van het programmeermenu geopend
zijn.
IN/UITGANG
Deze zone activeert met een geactiveerde inbraakalarminstallatie pas na een
ingestelde vertragingstijd (ingangsvertraging) een alarm. Gebruik dit zonetype bijv.
voor de openingsmelder op uw voordeur. Bij het verlaten van het object kan het
sluiten van deze zone ook gebruikt worden om de uitgangsvertraging te beëindigen.
Deze melder kan ONMIDDELLIJKE melder bij interne activering gebruikt worden.
24 UUR
Deze zone activeert altijd een onmiddellijk alarm. Met een gedeactiveerde draadloze
alarmcentrale vindt de alarmering eerst via de geïntegreerde zoemer in de centrale
plaats. In geactiveerde toestand wordt bovendien de sirene-uitgang geactiveerd.
Wordt een 24 uur zone geblokkeerd, dan geldt dit alleen voor de gedeactiveerde
toestand.
BRAND
Deze zone activeert altijd een alarm. Onafhankelijk van het feit of de
inbraakalarminstallatie geactiveerd of gedeactiveerd is. De alarmering vindt via de
signaalgever in de draadloze alarmcentrale en op de buitensirene als gepulst
brandalarmsignaal plaats. Lees op deze zone alleen brandmelders in.
OVERVAL
Deze zone activeert altijd een alarm. Onafhankelijk van het feit of de
inbraakalarminstallatie geactiveerd of gedeactiveerd is. Een overvalalarm kan ook stil
(bijv.: via optionele telefoonkiezer) doorgegeven worden. Het programmeermenu kan
alleen verlaten worden als deze zone gesloten is.
TECHNIEK
Een techniekzone activeert in gedeactiveerde toestand een alarm via het
bedieningselement en een optionele kiezer. In geactiveerde toestand wordt er geen
alarm geactiveerd. Mocht er een alarm in geactiveerde toestand op deze zone
optreden, dan wordt dit tijdens het deactiveren van de centrale weergegeven.
Gebruik dit zonetype bijv. voor watermelders.
SLEUTELSCHAKELAAR
Lees een sleutelschakelaar (impuls) op de draadloze alarmcentrale in. Een
verandering van deze zone verandert de toestand van de alarmcentrale van actief
naar uitgeschakeld, of uitgeschakeld naar actief (na afloop van de vertragingstijd).
BLOKSLOT
Op de inbraakalarminstallatie kan een sleutelschakelaar (duur) aangesloten worden.
Een verandering van deze zone verandert de toestand van de alarmcentrale van
actief naar uitgeschakeld, of uitgeschakeld naar actief (na afloop van de
vertragingstijd). Let erop dat u alleen via de sleutelschakelaar de centrale bedient. Bij
een onduidelijke toestand, bijv.: Sleutelschakelaar gesloten, op het
bedieningselement gedeactiveerd, kan het gebeuren dat de centrale in de actieve
toestand terugkeert.
38