15.4
Rijpad op de spoorbreedte van de
verplegingstrekker instellen
Rijpaden zijn sporen waarin niet wordt gezaaid. De
afstand van de sporen komt overeen met de spoorbreedte
van de verplegingstrekker. Reeds bij aflevering is de
rijpadenschakeling op de spoorbreedte van uw verple-
gingstrekker ingesteld (indien dit bij bestelling van de
zaaimachine wed opgegeven). Mocht het door bijv. de
aanschaf van een nieuwe verplegingstrekker op andere
spoorbreedte nodig zijn de rijpadenschakeling op deze
nieuwe spoorbreedte aan te passen, dan moeten de
zaadtoevoerslangen (Fig. 15.9/1) op het kouterframe
worden omgestoken.
F
Zaaimachines met 2-voudige schakeling
mogen alleen aan de rechterzijde met
rijpadenkouters worden uitgerust (zie
hfdst15.3).
F
Zaaimachines met 6-plus schakeling
mogen alleen aan de linkerzijde met
rijpadenkouters worden uitgerust (zie hfdst.
15.3).
I
Indien uw machine is uitgerust met een
vooropkomstmarkeur
markeurschijven eveneens worden
versteld.
15.5
Aanpassen aan de breedte
van de banden
Indien het aantal rijpadenkouters moet worden veran-
derd, dan moet het overeenkomstig aantal rijpadenklep-
pen in de rijpadenkleppenschakelkast (Fig. 15.10/1)
worden geactiveerd of uitgeschakeld (zie ook hfdst.
15.0).
Fig. 15.9
moeten
de
Fig. 15.10
1
AD-P03 Special DB2013 01.03
15 - 7
15t012
1
17i095