8.3
Schakelschema turbine
met hydraulische aandrijving
1U %HQDPLQJ
7XUELQHK\GURPRWRU 1
'%9NOHS PHW K\GU YULMORRS
5HJHOEDUH RYHUGUXNNOHS
7HUXJVODJNOHS
+\GUDXOLHNSRPS YDQ GH WUHNNHU
GH RSEUHQJVW YDQ GH K\GUDXOLHNSRPS PRHW
PLQVWHQV OPLQ ELM EDU EHGUDJHQ
'UXNOR]H YULMH UHWRXU
ELQQHQGLDPHWHU SLMS PLQ PP
NRSSHOLQJHQ PHW YROGRHQGH GRRUODDW
JHEUXLNHQ
GH WHJHQGUXN LQ GH UHWRXUOHLGLQJ PDJ PD[
EDU EHGUDJHQ
)LOWHU
HQNHOZHUNHQG RI GXEEHOZHUNHQG UHJHOYHQWLHO
PHW SULRULWHLWVFKDNHOLQJ
7DQN YRRU K\GUDXOLVFKH ROLH
6QHONRSSHOLQJ
6QHONRSSHOLQJ ´JURRW´
Geen andere aansluitingen gebruiken dan in het scha-
kelschema (Fig. 8.6)aangegeven.
8.3.1
Verklaringen
bij het schakelschema
De drukzijde van de hydromotor van de turbine (Fig. 8.6/
1) kan aan een enkelwerkend of dubbelwerkend regel-
ventiel (Fig. 8.6/8) met prioriteitschakeling worden aan-
gesloten.
Om beschadiging van de hydromotor van de turbine te
voorkomen, mag de oliedruk in de retour (Fig. 8.6/6) 10
bar niet overschrijden. De retour daarom niet aan de
stuurschuif (Fig. 8.6/8) aansluiten, maar aan een druklo-
ze retour met grote opsteekkoppeling (Fig. 8.6/11)! Als
het noodzakelijk is een nieuwe retourleiding te installe-
ren, uitsluitend leidingen DN16, bijv. Ø20 x 2,0 mm
gebruiken en korte retourafstanden kiezen.
De hydrauliekolie moet op een geschikte plaats door
een oliefilter (Fig. 8.6/7) worden geleid.
De retour hydrauliekolie mag niet door een stuurschuif
worden geleid, omdat de oliedruk dan hoger wordt dan
de maximale druk van 10 bar.
Door de terugslagklep (Fig. 8.6/4) kan de turbine nalo-
pen als de stuurschuif (Fig. 8.6/8) wordt gesloten.
WPLQ
PD[
! "y#Ã
4
10
8
5
Fig. 8.6
8 - 3
1
2
3
6
11
A
B
7
9
14t042
AD-P03 Special DB2013 01.03