12.0
Markeurs
De zaaimachine is uitgerust met twee markeurs (Fig.
12.1) voor het markeren van een spoor midden voor de
trekker. Na het draaien op de kopakker rijdt de trekker
tijdens de aansluitende werkgang midden over het ge-
markeerde spoor.
Het spoor wordt tijdens het zaaien door een markeur-
schijf (Fig. 12.1/1) gevormd.
Na het draaien op de kopakker wordt de markeur (Fig.
12.2) verticaal geheven, waarna de andere, tegenoverlig-
gende markeur wordt ingezet.
Markeurs op een enkelwerkend regelventiel van de trek-
ker aansluiten.
!
Bij bedienen van het regelventiel ontstaat
gevaar voor verwondingen door bewe-
gende delen!
Voordat het regelventiel van de trekker
wordt
bediend,
gevarenzone wegsturen!
Het is verboden zich binnen het
zwenkbereik van de markeurs op te
houden!
Bij de combinatie met een AMAZONE rotoregge/cultiva-
tor zijn de markeurs (Fig. 12.2) aan de grondbewerkings-
machine bevestigd. Bij vreemde merken worden de (Fig.
12.3) aan de AD-P Special bevestigd.
iedereen
uit
de
Fig. 12.1
Fig. 12.2
Fig. 12.3
12 - 1
1
24t087
24t100
24t212
AD-P03 Special DB2013 01.03