Algemeen
De Aan/Uit-knop zit op de middenconsole.
De actieve parkeerhulp (PAP – Park Assist
Pilot) helpt u bij het parkeren door eerst te
controleren of het vak groot genoeg is en
daarna het stuurwiel te draaien en de auto in
het vak te parkeren. Het instrumentenpaneel
geeft met symbolen, grafische beelden en
teksten aan, wanneer u iets moet doen.
N.B.
Als er een trekhaak met het elektrische
systeem van de auto is geconfigureerd,
wordt de uitsteeklengte van de trekhaak bij
het meten van de parkeerruimte meegere-
kend.
WAARSCHUWING
PAP werkt niet in alle situaties, maar is uit-
sluitend bedoeld als een aanvullend hulp-
middel.
Als bestuurder bent u er altijd verantwoor-
delijk voor dat u de auto op een veilige
manier bestuurt en het gebied rond de
auto goed in de gaten houdt om nade-
rende of passerende verkeersdeelnemers
tijdig op te merken.
Functie
N.B.
Het PAP-systeem meet de beschikbare
ruimte en verricht de vereiste stuurbewe-
gingen. Aan u de taak om de aanwijzingen
op het instrumentenpaneel op te volgen,
een versnelling (achteruit/vooruit) in te
schakelen, af te remmen en de auto tot
stilstand te brengen.
PAP kan worden geactiveerd als na het star-
ten van de motor aan de volgende criteria is
voldaan:
•
De functies DSTC of ABS mogen niet
ingrijpen als het PAP-systeem actief is –
deze kunnen worden geactiveerd op bij-
voorbeeld een steile of gladde onder-
04 Bestuurdersondersteuning
Actieve parkeerhulp – PAP*
grond, zie de pagina's 133 en 142 voor
meer informatie.
•
Er mag geen aanhanger aan de auto zijn
gekoppeld.
•
De snelheid moet lager zijn dan 50 km/h.
Principe voor PAP.
Het PAP-systeem parkeert de auto aan de
hand van de volgende deelmomenten:
1. Het parkeervak wordt gezocht en geme-
ten (A & B) - bij het meten mag de snel-
heid niet hoger zijn dan 30 km/h.
2. De auto wordt achterwaarts in het vak
gestuurd (C & D).
3. De auto wordt in het vak gefixeerd door
voor- en achteruit te rijden (E & F).
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
04
199