01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze
met gemak bij het stuur en de pedalen moe-
ten kunnen komen). Streef ernaar de afstand
tussen de buik en het stuur zo groot mogelijk
te maken.
Gordelwaarschuwing
Er gaan waarschuwingssymbolen branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wan-
neer iemand de gordel niet draagt. Of er
geluidssignalen klinken, hangt af van de snel-
heid. De waarschuwingssymbolen zitten in de
plafondconsole en op het instrumentenpa-
neel.
Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet
voor kinderzitjes.
18
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor
de achterbank is tweeledig:
•
Aangeven welke veiligheidsgordels van
de achterbank er worden gebruikt. Bij
gebruik van de veiligheidsgordels of het
openen van een van de achterportieren
verschijnt er een melding op het instru-
mentenpaneel. De melding verdwijnt
automatisch na ca. 30 seconden rijden of
bij bediening van de knop OK op de rich-
tingaanwijzerhendel. Als een van de inzit-
tenden de gordel niet draagt, is de mel-
ding alleen handmatig weg te halen door
op de knop OK van de richtingaanwijzer-
hendel te drukken.
•
Waarschuwen dat iemand op de achter-
bank de veiligheidsgordel heeft losgeno-
men. Er wordt gewaarschuwd met een
melding op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingssymbool. De waarschu-
wing stopt wanneer de gordel weer is
omgedaan, maar kan ook handmatig wor-
den bevestigd door op de knop OK te
drukken.
Op het informatiedisplay van het instrumen-
tenpaneel, zie pagina 71, wordt weergege-
ven welke gordels worden gebruikt. Deze
informatie is altijd beschikbaar.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels aan de bestuurders-
zijde, de passagierszijde en op de buitenste
zitplaatsen achterin zijn voorzien van gordel-
spanners. Dit is een mechanisme dat bij een
voldoende krachtige aanrijding de veiligheids-
gordel rond het lichaam spant. De veiligheids-
gordel kan de passagier daarmee beter in de
stoel gedrukt houden.
WAARSCHUWING
De gesp van de veiligheidsgordel aan pas-
sagierszijde nooit aanbrengen in de gor-
delsluiting aan bestuurderszijde. De gesp
van de veiligheidsgordel altijd aanbrengen
in de gordelsluiting aan de juiste zijde. De
veiligheidsgordels nooit beschadigen en
geen vreemde voorwerpen aanbrengen in
de gordelsluiting. De veiligheidsgordels en
de gordelsluiting werken anders mogelijk
niet naar behoren tijdens een aanrijding. Er
bestaat gevaar voor ernstige verwondin-
gen.