Diagnostiek en problemen ve...
Symptoom
Motor draait
in verkeerde
richting
De motor
bereikt de
maximale
snelheid niet
Motorsnelhei
7
7
d instabiel
Motor draait
ongelijkmatig
Motor remt
niet
Open
voedingszeke-
ringen of
geactiveerde
circuitbreaker
Onbalans van
de netstroom
groter dan
3%
Onbalans van
de
motorstroom
groter dan
3%
50
Mogelijke oorzaak
Draaibegrenzing motor
Omkeersignaal actief
Aansluiting motorfase verkeerd
Frequentielimieten verkeerd
ingesteld
Referentiesignaal niet correct
geschaald
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd
Mogelijke overmagnetisering
Remparameters mogelijk
verkeerd ingesteld. Uitloop-
tijden mogelijk te kort.
Fase naar fase kortgesloten
Overbelasting motor
Losse aansluitingen
Netvoedingsprobleem (zie
beschrijving bij Alarm 4,
Faseverlies netvoeding)
Probleem met de omvorme-
reenheid
Probleem met de motor of de
motorkabels
Probleem met de omvorme-
reenheid
VLT® AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding
Test
Controleer of 4-10 Draairichting motor correct
is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeercommando voor
de klem is geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Dig. ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en 4-19 Max.
uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het referentie-
signaal in parametergroep 6-0* Anal. I/O-
modus en parametergroep 3-1* Referenties.
Controleer de instellingen van alle motorpara-
meters, inclusief alle motorcompensatie-
instellingen. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de PID-instel-
lingen.
Controleer de motorinstellingen in alle
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de
aan-/uitlooptijdinstellingen.
De motor of het paneel heeft een kortge-
sloten fase naar fase. Controleer de motor en
het paneel op kortsluiting tussen twee fasen.
De motor is overbelast voor de toepassing.
Voer een prestartcontrole uit om losse
aansluitingen op te sporen.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer één positie op: A naar B,
B naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer één positie op: A naar B,
B naar C, C naar A.
Schuif de uitgaande motorkabels één positie
op: U naar V, V naar W, W naar U.
Schuif de uitgaande motorkabels één positie
op: U naar V, V naar W, W naar U.
MG33AN10 – Rev. 2013-10-25
Oplossing
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie 5.5 De draairichting van de motor
controleren in deze handleiding.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst. Bij een
regeling met terugkoppeling: controleer
de instellingen in parametergroep 20-0*
Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in
parametergroep 1-2* Motordata, 1-3*
Geav. Motordata en 1-5* Bel. onafh. inst.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem
en 3-0* Ref. begrenz.
Hef eventuele kortsluitingen op.
Voer een opstarttest uit en controleer of
de motorstroom voldoet aan de specifi-
caties. Als de motorstroom hoger is dan
de aangegeven vollaststroom op het
motortypeplaatje moet de belasting op
de motor worden verlaagd. Raadpleeg de
specificaties voor de toepassing.
Zet losse aansluitingen vast.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
kabel meeschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt,
is er een probleem met de eenheid.
Neem contact op met de leverancier.
Als de niet-gebalanceerde zijde de kabel
volgt, is er een probleem met de motor
of de motorkabels Controleer de motor
en de motorkabels.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde uitgangsklem bevindt,
is er een probleem met de eenheid.
Neem contact op met de leverancier.