Elektrische installatie
Afbeelding 4.5 Motoraansluiting
Afbeelding 4.6 toont de aansluitingen voor netvoeding,
motor en aarde voor basisfrequentieomvormers. De
werkelijke configuratie hangt af van het type eenheid en
de aanwezigheid van optionele apparatuur.
Afbeelding 4.6 Voorbeeld van bekabeling van motor,
netvoeding en aarde
VLT® AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding
4.7 Aansluiting netvoeding
•
•
Procedure
1.
2.
3.
4.
4.8 Stuurkabels
•
•
- LC -
MG33AN10 – Rev. 2013-10-25
De kabelgrootte is afhankelijk van de ingangs-
stroom van de frequentieomvormer. Zie
8.1 Elektrische gegevens voor de maximale
kabelgroottes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
aanzien van kabelgroottes op.
Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem
L1, L2 en L3 (zie Afbeelding 4.6).
Afhankelijk van de configuratie van de apparatuur
wordt het ingangsvermogen aangesloten op de
voedingsingangsklemmen of de netschakelaar.
Aard de kabel overeenkomstig de aardingsin-
structies in 4.3 Aarding.
Als de frequentieomvormer wordt gevoed via een
geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende
driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde
geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u
zorgen dat 14-50 RFI-filter is ingesteld op Uit om
schade aan de tussenkring te voorkomen en de
aardcapaciteitsstromen te beperken overeen-
komstig IEC 61800-3.
Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-
nenten in de frequentieomvormer.
Wanneer de frequentieomvormer op een
thermistor is aangesloten, moet u ervoor zorgen
dat de stuurkabels van de thermistor
afgeschermd en versterkt/dubbel geïsoleerd zijn.
Een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen.
4
4
15