Controle lampen
Dimlicht/groot licht
Bij inschakeling van het instrumentenpaneel worden
het dim- en grootlicht niet ingeschakeld, maar wordt
uitsluitend het positielicht ingeschakeld.
Na het starten van de motor wordt het dimlicht
automatisch ingeschakeld. Omschakelen tussen
dimlicht en grootlicht doet u met de knop (7)
standen (B) en (A) en knipperen met grootlicht met
de knop (3). Als bij inschakeling van het
instrumentenpaneel de motor niet wordt gestart
kunt u nog steeds de lichten inschakelen of
knipperen met grootlicht.
De lichten worden opnieuw uitgeschakeld als de
motor niet wordt gestart binnen 60 seconden na de
handmatige inschakeling van het dimlicht/
grootlicht.
Om de accu van de motor te sparen, wordt de
koplamp automatisch uitgeschakeld als tijdens het
starten van de motor het dim- en grootlicht is
ingeschakeld. De koplamp wordt weer ingeschakeld
als de motor is gestart.
62
A
7
B
3
Fig 25