geactiveerd wanneer de gebruiker de voorrem
voldoende krachtig bedient en tegelijkertijd de
achterrem activeert. Tijdens de werking van dit
systeem bewaakt het ABS de mate van het slippen
of wegglijden van het voertuig op dusdanige wijze
dat dit onder een veiligheidsniveau, welke van de
buighoek afhangt, blijft. Als de mate van het slippen
of wegglijden van het voertuig teveel toeneemt, zal
het ABS weer op normale wijze gaan werken en het
op dusdanige wijze uitlijnen dat altijd de maximale
veiligheid wordt gewaarborgd.
116
Let op
Door een onafhankelijk gebruik van één van de
twee reminrichtingen neemt het remvermogen van
de motorfiets af.
Een onafhankelijk gebruik van één van de twee
reminrichtingen leidt tot een gedeeltelijke
benutting van het remvermogen van de motorfiets.
Niet bruusk en overmatig hard remmen. Het
achterwiel van het voertuig kan omhoog komen (lift
UP) en u kunt de controle over het stuur van uw
motorfiets verliezen.
Als het regent of wanneer men over glad wegdek
rijdt, is het remvermogen aanzienlijk minder. Rem in
deze gevallen zachtjes en voorzichtig. Door
plotselinge bewegingen te maken, kan het zijn dat u
de macht over het voertuig verliest. Op lange en
steile hellingen is het beter op de motor af te
remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en kort te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en neemt het remvermogen
aanzienlijk af. Een lagere of hogere bandenspanning
dan voorgeschreven vermindert het remvermogen,
de hanteerbaarheid en de wegligging in de bocht van
de motorfiets.