•
Er wordt een veilige afstand tussen uw voertuig en de voorligger bewaard.
•
De alarmknipperlichten zijn uit.
•
De richtingaanwijzers werken goed.
Wanneer aan de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan, schakel de linker
richtingaanwijzer dan in om de Assistent voor inhalen te activeren. Wanneer u het
stuur naar links draait, zal intelligente adaptieve cruisecontrol een veilige afstand
tot de voorligger behouden, maar u wat dichter dan de ingestelde afstand laten
naderen. Bij het veranderen van rijstrook, zal intelligente adaptieve cruisecontrol
het voertuig versnellen zonder dat het gaspedaal wordt ingedrukt, maar de
ingestelde rijsnelheid zal niet worden overschreden.
VOORZORG
Uw voertuig kan langzamer gaan rijden wanneer de inhaalhulp in werking is
vanwege de voorligger op de huidige of gewenste rijstrook, die wordt aangegeven
op het digitale instrumentenpaneel.
Assistent voor inhalen wordt gedeactiveerd en intelligente adaptieve cruisecontrol
blijft geactiveerd in de volgende situaties:
•
Het veranderen van rijstrook is voltooid.
•
Assistent voor inhalen is te lang actief.
•
De richtingaanwijzer is uitgeschakeld vóór het veranderen van rijstrook.
VOORZORG
Als niet aan de werkingsvoorwaarden voor Intelligente adaptieve cruisecontrole
wordt voldaan, worden de inhaalhulp en de Intelligente adaptieve cruisecontrole
geannuleerd.
VOORZORG
De inhaalhulp helpt alleen bij het aanpassen van de rijsnelheid van het voertuig
en kan de besturing niet regelen. U moet altijd handmatig sturen.
VOORZORG
De inhaalhulp kan uw intentie om in te halen niet onderscheiden van uw intentie
om linksaf te slaan.
Rijhulp
305