•
Leg of hang nooit zware voorwerpen of voorwerpen met scherpe randen aan
de zonneklep voor de voorpassagier. Wanneer u dat wel doet, kan er letsel
ontstaan als de voorpassagiersairbag wordt geactiveerd.
•
De rook en stof die tijdens het snel activeren van de airbags ontstaan, kunnen
huid- of oogirritatie, brandblaren of andere brandwonden veroorzaken, en de
vezels van de airbags kunnen tot krassen of brandwonden op de huid leiden.
Voorwaarden voor airbag-activering
De airbags worden in de volgende gevallen opgeblazen:
1.. De auto raakt met hoge snelheid een muur of voertuig.
2.. De auto raakt een trottoirband.
3.. De auto valt in een diepe greppel.
4.. De auto wordt met grote snelheid zijdelings aangereden door een ander
voertuig.
5.. De auto rijdt met een schok naar voren en raakt het wegoppervlak hard.
In de volgende gevallen worden de airbags mogelijk niet opgeblazen en moeten
de inzittenden worden beschermd door het correct dragen van de
veiligheidsgordels:
Veiligheid
200