Gebruiksaanwijzing
UITGESCHAKELD zetten, versnelling in vrij
schakelen, parkeerrem in werking stellen en
contactsleutel op OFF draaien nadat u de motor
kort stationair hebt laten draaien.
Het veiligheidssysteem
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te
zorgen dat de motor alleen kan worden gestart als:
De aftakasschakelaar UIT staat.
De versnellingshendel in "N" (vrij) staat.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt gestopt wanneer:
U opstaat van de zitting als het koppelingspedaal
of rempedaal niet ingetrapt is.
U opstaat van de zitting als de maaidekhendel
"INGESCHAKELD" is.
U in de achteruit schakelt met ingeschakelde
maaidekhendel (aftakas) en de beveiliging
"werktuig-in-achteruit" niet opgeheven is.
Werktuig-in-achteruit
Er is een beveiliging ingebouwd die voorkomt dat de
maaikoppeling (aftakas) kan worden ingeschakeld
terwijl de tractor achteruit rijdt. Als de tractor in de
achteruit wordt geschakeld terwijl het maaimes of een
ander door de aftakas aangedreven werktuig
ingeschakeld is, stopt de motor.
Maai nooit terwijl u achteruit rijdt, tenzij dat
absoluut noodzakelijk is. Als u in de achteruit moet
maaien of andere door de aftakas aangedreven
werktuigen moet gebruiken (sneeuwruimer,
grondwerktuig), kan de beveiliging werktuig-in-
achteruit tijdelijk worden uitgeschakeld.
22
Voordat u de beveiliging uitschakelt, moet u zich
ervan verzekeren dat zich geen kinderen op of in de
nabijheid van het werkterrein bevinden of daar zullen
komen terwijl u maait of een ander werktuig gebruikt.
Let extra goed op nadat u de beveiliging hebt
uitgeschakeld, omdat u door het geluid van de tractor
waarschijnlijk niet merkt wanneer een kind of
omstander het werkterrein betreedt.
Als u zeker weet dat u veilig in de achteruit kunt
maaien of een ander werktuig gebruiken, schakelt u
de beveiliging werktuig-in-achteruit uit via de
keuzeschakelaar (fig. 10) aan de voorzijde onder de
stoel, nadat u de maaikoppeling (aftakas)
ingeschakeld hebt. Een rood lampje op het voorste
bedieningspaneel (fig. 11) licht op, om u erop te
wijzen dat de beveiliging werktuig-in-achteruit
uitgeschakeld is. Nadat u de beveiliging
uitgeschakeld hebt, blijft die uitgeschakeld zolang de
maaier of het door de aftakas aangedreven werktuig
in bedrijf is terwijl u achteruit rijdt. Het lampje op het
bedieningspaneel blijft branden totdat de
maaikoppeling (aftakas) uitgeschakeld wordt, of de
motor wordt gestopt.
NB.:
Steek de sleutel alleen in de
keuzeschakelaar als dat absoluut
noodzakelijk is om de maaier of een
ander werktuig in de achteruit te
gebruiken. De sleutel van de
keuzeschakelaar moet ook uit de
tractor worden verwijderd als die wordt
bediend door iemand die geen
verantwoordelijk en ervaren gebruiker
is. Dit voorkomt dat de tractor in de
achteruit wordt gebruikt met
ingeschakelde maaier of ander
werktuig. Verwijder altijd zowel de
contactsleutel als de sleutel van de
keuzeschakelaar en bewaar ze op een
veilige plaats buiten het bereik van
kinderen als u de tractor onbeheerd
achterlaat.