PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Motorolie
1
a
b
1. Peilstok
k
k
a Maximum niveau
b Minimum niveau
Vóór iedere rit moet het motorolienive-
6
au worden gecontroleerd. Verder moet
de olie worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema
en wanneer het controlelampje oliever-
versingstermijn gaat branden.
Om het motorolieniveau te
controleren
1. Zet de machine op de midden-
bok.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het motorolienive-
DAUS1241
au. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
3. Wacht een paar minuten om de
olie tot rust te laten komen, ver-
wijder de olievuldop, veeg de
peilstok schoon, steek deze weer
in de vulopening (zonder vast te
draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulope-
ning en draai dan de olievuldop
vast.
Verversen van de motorolie
1. Aftapplug motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar
2. Zet een oliecarter onder de motor
3. Verwijder de olievuldop en de
LET OP
Bij het verwijderen van de olieaf-
tapplug komt de o-ring, de veer en
de oliezeef mee. Zorg dat deze
onderdelen niet worden verloren.
6-7
1
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
om de gebruikte olie op te van-
gen.
aftapplug om de olie uit het car-
ter te laten stromen.
DCA10410