29 Inzetbakken
Wanneer
een zeer kleine
hoeveelheid
bij grote
rijenafstand
moet worden
gezaaid,
is
het gewenst
om inzetbakken
(fig. 96/1) te gebruiken.
Hierdoor
wordt
het mogelijk
om
de restanten
die anders in de zaadkast
blijven, tot een minimum te reduceren.
De inzetbakken
voor die zaadhuisjes
monteren
die bij het zaaien van fijnzaden
gebruikt
worden.
Aan de beide
buitenste
zaaduitlopen
kunnen
geen
inzetbakken
worden
ge-
monteerd.
Wil men deze buitenste
uitiopen
wel gebruiken,
dan is het nodig
om twee
telescooppijpen
van buiten te demonteren
en de telescooppijp
van de buitenste
scharen
naar het tweede
zaaihuis
van buitenaf
te bevestigen.
Het verwarmen
van de kunststof-
trechters
met warm water of warme lucht (b. v. van een föhn) verlicht dit werk.
Bij het zaaien
van siecht toestromend
zaad moet men, voor het inbouwen
van inzet-
bakken,
de rubber
roerderas
zoals aangegeven
in fig. 96/2 en fig. 96/3 aanbrengen
om
ook de laatste resten van het zaaigoed
uit de inzetbak te verwijderen.
De inzetbak
(fig. 96/1) in het zaadhuis
plaatsen.
Afdekrubber
(fig. 96/4) met afdekplaat
(fig. 96/5) binnenkants
en bevestigingsplaat
(fig. 96/6) buitenkants
van de inzetbak
met
vlakkekopbouten
M6 (fig. 96/7) en vleugelmoer
(fig. 96/8) vastmaken.
De bevestigings-
plaat grijpt met de haak onder de roerderas.
30 Deelschotten
in de zaadkast
Om op schuin
aflopende
percelen
of hellingen
te voorkomen
dat het zaad naar een
kant in de zaadkast
stroomt,
zodat de zaadkast
ongelijk
gevuld
is, kunnen
deelschotten
(fig. 97/1)
worden
aangebracht.
Daardoor
zal de uitzaaihoeveelheid
aan alle scharen
weer gelijk zijn.
73