3.2 Keuze van de wielstand bij aanslwitrijen
Bij atlevering
staan de wielschijven
(fig. 8) op smalspoor.
08 _ 20 SPECIAL
DU-25 CPECIAL
178-30 SPECIAL
Trnnsportbreetit~,
1,97 111
2.47 nl
?.97 rn
Spoorbreedte
Bij de.re wielxtand
werken
de burtenste
scharen
in de wielsporen
van de machine
en
irii aarrgcsioten
machinegangen
liggen de wielsporen
dicht naast elkaar.
Door de wrolen orn tc keren kornt de machine op breedspoor
(fig. 9).
Do sooorbroedte
w«rdt dan:
ßij deze wielstand
is de afstand
tussen de banden
en de kettingkast
van de machine
wezenlijk
groter, waardoor
aankleven
op zware kleverige
grondsoorten
niet voorkomt.
Wanneer
de machine op breedspoor
Staat, werken
de buitenste
zaaischaren
in de wiel-
Sporen.
Bij aangesloten
machinegangen
op het land
lopen
de wielen
tweemaal
in
hetzelfde
spoor.
Hierdoor
verkrijgt
men slechts
de helft van het aantal
wielsporen
op
net iand.
Bij het omdraaien
van de wielen
dienen
ook de wielschrapers
(fig. lO/l)
omgezet
te
worden
De afstand
tussen
afstrijker
en band moet van binnen
(ca. 1 cm) naar buhen
(ca. 2 cm) groter worden.
Voor het transport
op openbare
wegen mag de D8-30 SPECIAL zaaimachine
uitsluitend
met naar binnen
gestelde
wielen
Vertransporteerd
worden,
zodat de toegestane
trans-
portbreedte
van 3,00 m niet wordt overschreden.
9