Bij extreme buitentempe-
raturen verloopt het opla-
den langzamer om het hoog-
voltaccupakket te beschermen.
Het standaard laadsnoer
werkt niet bij temperatu-
ren onder -32 °C. Laadsnoer
voor het laadproces op een
plaats met een omgevings-
temperatuur tussen -32 °C en
40 °C bewaren.
Oplaadvak bedienen
Oplaadvakklep 1 met hand-
greep 2 openen.
De geopende oplaadvakklep
is niet geschikt om voorwer-
pen op te leggen.
Om de oplaadvakklep 1 te
sluiten, deze stevig in de ver-
grendeling drukken.
Laadstroom instellen
Gebruiksklaar maken (
Laadstroom in het menu
stellingen
stellingen
62).
In-
,
Voertuigin-
,
Laadinstel-
,
lingen
Laadstroombeg.
instellen.
Is via het AC-stopcontact
of het laadstation een af-
wijkende laadstroom beschik-
baar, dan wordt met een ge-
schikte, lagere laadstroom gela-
den.
Opladen starten
Rijklaarmodus uitschakelen
(
63).
Pas wanneer de rijklaarmodus
uitgeschakeld is, wordt het
oplaadproces gestart. Wan-
neer de rijklaarmodus tijdens
het opladen weer wordt inge-
schakeld, wordt het opladen
onderbroken.
Oplaadvak openen.
Kap van oplaadstopcontact 1
wegnemen.
Beschermkap op laadstekker
verwijderen.
123