Koude start (optioneel)
In koude klimaten of wanneer de motor niet is opge-
warmd:
• Draai de sleutel in de stand (2) (activering).
• Wacht zolang het indicatielampje voor de koude start
(4) brandt om de voorverwarming van de motor te vol-
tooien.
• Als het indicatielampje voor de koude start uitgaat,
draait u de start/stop-schakelaar volledig rechtsom in
de stand (3). Bedien de startmotor tot de motor start.
Laat vervolgens de sleutel los zodat deze terugkeert
naar de stand (2).
Starten bij warm weer of wanneer de motor al opgewarmd
is:
• Draai de start/stop-schakelaar volledig rechtsom in de
stand (3). Bedien de startmotor maximaal 60 s of tot de
motor start, en laat de sleutel los zodat deze terugkeert
naar de stand (2).
• Zet de gashendel in de stand voor stationair toerental
en controleer of alle waarschuwingslampjes uitgaan en
of de meetwaarden normaal zijn.
OPMERKING: Wanneer de start/stop-schakelaar is uit-
geschakeld, moet de naald van de meter terugkeren naar
een willekeurige positie.
LET OP: Als de machine gedurende vier weken of langer
niet wordt gebruikt, of als om welke reden dan ook de
olietoevoerleiding van de turbomotor is losgekoppeld, dan
raadpleegt u de procedure "Het voertuig voorbereiden na
opslag" in het hoofdstuk algemeen onderhoud.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-70
29
LEIL13TLH0565AB
30
LEIL13TLH0564AB