3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Elite-modellen
Een wijziging van de stuurmodus wordt geactiveerd wan-
neer de machine stilstaat met draaiende motor en wan-
neer de rijsnelheid lager is dan 3 km/h.
In de ROAD_MODE (wegmodus) kan de stuurmodus niet
worden gewijzigd omdat alleen tweewielbesturing is toe-
gestaan.
Een indicatielampje op het instrumentenpaneel toont de
configuratie die is ingeschakeld (lampje brandt continu).
Wijzigen van de stuurmodus van 2WS naar
4WS/krabbesturing
In de stuurmodus 2WS zijn de achterwielen uitgelijnd en
brandt op het instrumentenpaneel het bijbehorende indi-
catielampje.
De bestuurder kan verzoeken om de stuurmodus te wijzi-
gen en beginnen met sturen.
Zodra de mate van uitlijning van de voorwielen is gede-
tecteerd, wordt de stuurmodus automatisch gewijzigd.
Tijdens de uitlijning brandt het indicatielampje van de in-
geschakelde stuurmodus en knippert het lampje van de
stuurmodus die de bestuurder wil inschakelen.
Zodra de wielen zijn uitgelijnd, gaan alle lampjes, behalve
één uit.
Als er tijdens de procedure een storing optreedt, wordt er
een foutcode weergegeven op het instrumentenpaneel.
Wijzigen van de stuurmodus van 4WS/krab-
besturing naar 2WS
In de stuurmodus 4WS of krabbesturing kan de bestuur-
der verzoeken om de stuurmodus te wijzigen en beginnen
met sturen.
Zodra de mate van uitlijning van de achterwielen is gede-
tecteerd, wordt de stuurmodus automatisch gewijzigd.
Tijdens de uitlijning brandt het indicatielampje van de in-
geschakelde stuurmodus en knippert het lampje van de
stuurmodus die de bestuurder wil inschakelen.
Zodra de wielen zijn uitgelijnd, gaan alle lampjes, behalve
één uit.
Als er tijdens de procedure een storing optreedt, wordt er
een foutcode weergegeven op het instrumentenpaneel.
3-27