Een wijziging van de stuurmodus wordt geactiveerd
wanneer de machine stilstaat met draaiende motor
en wanneer de rijsnelheid lager is dan 3 km/h. In de
ROAD_MODE (wegmodus) kan de stuurmodus niet
worden gewijzigd omdat alleen tweewielbesturing is
toegestaan. Een indicatielampje op het instrumenten-
paneel toont de configuratie die is ingeschakeld (lampje
brandt continu). Als niet aan de inschakelvoorwaarden
wordt voldaan, dan wordt het verzoek van de bestuurder
opgeslagen en uitgevoerd wanneer wel aan de inscha-
kelvoorwaarden. In dit geval gaat het lampje knipperen
bij de stuurmodus die de bestuurder wil inschakelen,
terwijl het lampje bij de ingeschakelde stuurmodus blijft
branden.
Wijzigen van de stuurmodus van 2WS naar
4WS/krabbesturing
In de stuurmodus 2WS zijn de achterwielen uitgelijnd en
brandt op het instrumentenpaneel het bijbehorende in-
dicatielampje. Voordat de configuratie wordt gewijzigd,
moet de bestuurder de voorwielen ook uitlijnen. In dit ge-
val zal het bijbehorende indicatielampje op het instrumen-
tenpaneel ook gaan branden. In deze situatie kan de con-
figuratie worden gewijzigd.
Wijzigen van de stuurmodus van 4WS/krab-
besturing naar 2WS
In de stuurmodus 4WS of krabbesturing moet de bestuur-
der voordat de configuratie kan worden gewijzigd, de
achterwielen uitlijnen (het bijbehorende indicatielampje
op het instrumentenpaneel gaat branden). In deze situa-
tie kan de configuratie worden gewijzigd.
Wijzigen van de stuurmodus van 4WS naar
krabbesturing (of omgekeerd)
In de stuurmodus 4WS (of krabbesturing) moet de be-
stuurder voordat de configuratie kan worden gewijzigd, de
volgende stappen uitvoeren:
1. Lijn de achterwielen (1) uit (het bijbehorende indicatie-
lampje op het instrumentenpaneel gaat branden).
2. Selecteer de stuurmodus 2WS.
3. Lijn de voorwielen (2) uit (het bijbehorende indicatie-
lampje op het instrumentenpaneel gaat branden);
4. Selecteer de stuurmodus krabbesturing (of 4WS).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-26