Instellingen voor de handset
Bij het aanmelden van handsets kunt u belangrijke instellingen invoeren en functies toewijzen.
Persoonlijke providergegevens
Configureer het VoIP-account voor de handset. Als de handset met succes is aangemeld,
wordt
in de kolom SIP van de lijst Mobiele apparaten weergegeven.
Het VoIP-/telefooncentrale-account moet van te voren worden geconfigureerd
(
pag. 51).
VoIP-provider
¤
Selecteer in het optiemenu een geconfigureerde VoIP-provider of een telefooncentrale.
De verbinding moet op pagina Provider- of PBX-profielen worden geconfigureerd
(
pag. 51).
¤
Voer de toegangsgegevens voor het VoIP-account in de bijbehorende velden in. Deze velden
zijn afhankelijk van het profiel van de telefooncentrale / provider.
Authenticatienaam
¤
Voer de naam voor de SIP-authenticatie in. De Authenticatienaam fungeert bij het regis-
treren bij de SIP-proxy-/registrar-server als toegangscode. Hij komt in principe overeen met
het telefoonnummer van het VoIP-account. Waarde: max. 74 tekens
Authenticatie wachtwoord
¤
Voer het wachtwoord voor de SIP-authenticatie in. Het toestel heeft het wachtwoord nodig
voor registratie bij de SIP-proxy/registrar-server. Waarde: max. 74 tekens
Gebruikersnaam
¤
Voer de gebruikersnaam voor het VoIP-provider-account in. Dit komt in principe overeen
met het telefoonnummer van het VoIP-account. Waarde: max. 74 tekens
Weergegeven naam
De weergavenaam wordt voor de weergave van de naam van de gebruiker gebruikt. Bij uitzon-
dering controleren SIP-netwerken de weergavenaam op lokale richtlijnen van het SIP-netwerk.
In principe is de weergavenaam optioneel.
¤
Voer een willekeurige naam in die voor de gebruiker op het display van de andere deelnemer
moet verschijnen. Waarde: max. 74 tekens
Als Weergegeven naam leeg is, wordt de Gebruikersnaam resp. het telefoonnummer gebruikt.
Online-telefoonboeken
Via de navigatietoets resp. de INT-toets van de handset kan de gebruiker verschillende telefoon-
boeken oproepen.
Handsets
63