Onderhoud: Motor, algemeen
10 mm
D1-30, D2-40
28
3
2
4
1
Aandrijfriem. Controleren
De riem drijft zowel de circulatiepomp als de dynamo
aan. Als de riem te los zit, kan deze slippen en tot
een slechte koeling en oplading leiden. Als de riem te
strak zit, kunnen de lagers in de circulatiepomp en de
dynamo worden beschadigd.
Controleer de spanning van de riem regelmatig. Stel
de riem zo nodig beter af. Controleer of de riem niet
gebarsten of beschadigd is. Vervang de riem als deze
versleten is. Zorg er voor dat er altijd een reserveriem
aan boord is.
Aandrijfriem. Afstellen en vervangen
WAARSCHUWING! Zet altijd de motor uit voor-
dat u met de onderhoudswerkzaamheden begint.
BELANGRIJK! Draai bout (1) aan tot 50 Nm.
Voer de controle en afstelling uit nadat de motor enige
tijd heeft gelopen en de riemen warm zijn. Bij een
juiste spanning moet u een riem met een normale
duimdruk ongeveer 10 mm tussen de poelies kunnen
indrukken.
Maak de bevestigingsschroeven (1-3) van de dynamo
los. Span de riem met de afstelschroef (4) tot de juis-
te spanning. Draai de schroeven (1-3) vast en contro-
leer de spanning.
Als u de riem moet vervangen, draait u de bouten (1
en 2). Duw de dynamo naar binnen in de richting van
het cilinderblok, zodat u de riem kunt verwijderen.
Reinig de groeven van de poelies. Breng de nieuwe
riem aan. Stel deze op de bovenstaande wijze af.
Controleer de riemspanning nadat de motor enkele
uren heeft gelopen.
BELANGRIJK! D1-30 en D2-40: zorg ervoor dat
de aandrijfriem is geplaatst in het spoor naast de
dynamo