Instrumenten
14 15
13
17 18 19 20
16
Waarschuwingspaneel
Als er een akoestisch alarm wordt weergegeven,
begint een van de drie waarschuwingslampjes (13–15)
op het instrumentenpaneel te knipperen om de oor-
sprong van het alarm aan te geven.
13. Motorkoelmiddeltemperatuur te hoog.
BELANGRIJK! Als het alarm wordt geactiveerd:
Verlaag het motortoerental tot het stationaire
toerental. Stop de motor als de temperatuur niet
terugloopt. Onderzoek en verhelp de storing.
16
14. Lage oliedruk.
BELANGRIJK! Als het alarm wordt geactiveerd:
Zet u de motor onmiddellijk af en onderzoekt u
de storing.
15. Dynamo laadt niet op.
16. Controlelampje gaat aan wanneer de gloei-
elementen worden geactiveerd.
Controleer of de waarschuwingslampjes werken
alvorens aan de hand van de beschrijving van het
desbetreffende instrumentenpaneel de motor te
starten.
Extra waarschuwingspaneel
Als er een akoestisch alarm wordt weergegeven,
begint een van de vier waarschuwingslampjes te
knipperen om de oorsprong van het alarm aan te
geven. Het extra waarschuwingsdisplay is een
accessoire.
17. Niet gebruikt.
18. Laag koelmiddelpeil. Vul het koelmiddel tot het
juiste peil bij alvorens de motor te starten.
19. Water in extra brandstofvoorfilter. Tap het water in
het filter af. Zie de instructies in het hoofdstuk
Onderhoud.
20. Extra alarm voor een optionele functie.