14 - ONDERHOUD
R-454B
Hoofdcircuits:
RPJ
0090
0120
Vulling (kg) C1: 7,2
C1: 7,5
Invloed
milieu
3,4
3,5
(t CO2e)
RPJ
0200
0220
Vulling (kg) C1: 10,2 C1: 10,4 C1: 10,6 C1: 16,1 C1: 16,3 C1: 16,3 C1: 16,5
Invloed
milieu
4,8
4,8
(t CO2e)
IPJ
0090
0120
Vulling (kg) C1: 7,2
C1: 7,5
Invloed
milieu
3,4
3,5
(t CO2e)
IPJ
0200
0220
C1: 5,7
C1: 5,8
C1: 5,9
Vulling (kg)
C2: 5,7
C2: 5,8
C2: 5,9
Invloed
milieu
5,3
5,4
(t CO2e)
Koelterugwincircuit (optie):
RPJ / IPJ
0090
0120
Vulling (kg) CR: 1,9
CR: 1,9
Invloed
milieu
0,9
0,9
(t CO2e)
RPJ / IPJ
0200
0220
Vulling (kg) CR: 2,7 CR: 2,7 CR: 2,7 CR: 3,1 CR: 3,1 CR: 3,1 CR: 3,1
Invloed
milieu
1,3
1,3
(t CO2e)
● Een logboek moet worden bijgehouden voor apparatuur
onderhavig aan periodieke lekdetectietesten (controleer de
voorschriften van de nationale regelgeving). Hierin moeten
staan: de hoeveelheid en het type van het koudemiddel dat
in de installatie aanwezig is (toegevoegd en teruggewonnen),
de hoeveelheden gerecycled, geregenereerd en vernietigd
koudemiddel, de datum en het resultaat van de lektest, de
naam van de operator en van het bedrijf waarvoor hij werkt,
enz. Neem contact op met uw lokale dealer of installateur in
geval van vragen.
● Het vullen, verwijderen en terugwinnen van koudemiddel mag
alleen worden uitgevoerd door een gekwalifi ceerde technicus
en met de correcte apparatuur voor de unit. Onjuist handelen
kan leiden tot ongecontroleerde vloeistof- of drukverliezen.
● Beperkt de hoeveelheden die zijn opgeslagen in machinekamers.
Flessen en tanks met koudemiddel moeten voorzichtig worden
behandeld en borden die gebruikers waarschuwen voor de
gerelateerde giftigheid en brand- en explosiegevaren moeten
duidelijk zichtbaar zijn.
● Koudemiddel dat het eind van de levensduur bereikt moet worden
verzameld en gerecycled conform de geldende regelgeving.
Belangrijk: houd altijd de aanbevelingen aan in paragraaf 2.2
"Veiligheidsnormen voor koudemiddel".
R-454B koudemiddellekzoeker (standaard)
Vanwege de A2L-categorie van koudemiddel R-454B (licht
ontvlambaar), is installatie van een lekzoeker noodzakelijk. De
detector gebruikt infrarood- in plaats van halfgeleidertechnologie
waarbij geen kalibratie nodig is (zelfkalibratie).
0140
0160
0180
C1: 9,9
C1: 9,9
C1: 10,2
4,6
4,6
4,8
0240
0280
0320
0360
4,9
7,5
7,6
7,6
0140
0160
0180
C1: 9,9
C1: 9,9
C1: 10,2
4,6
4,6
4,7
0240
0280
0320
0360
C1: 9,0
C1: 9,1
C1: 9,1
C2: 9,0
C2: 9,1
C2: 9,1
5,5
8,4
8,5
8,5
0140
0160
0180
CR: 2,3
CR: 2,3
CR: 2,3
1,1
1,1
1,1
0240
0280
0320
0360
1,3
1,4
1,4
1,4
Deze detector omvat in één unit de behuizing,
elektronica en sensor. Het is onderverdeeld
in twee delen, voor eenvoudige inspectie en
vervangen van de sensor.
0190
Deze detector wordt op een paneel naast de uittredeventilatoren
van het binnencircuit geïnstalleerd. Deze positie waarborgt de
C1: 10,4
correcte uitlezing van de gasconcentratie in de binnenbatterij.
4,8
0380
7,7
0190
C1: 10,4
4,9
0380
C1: 9,2
C2: 9,2
8,6
0190
● En primer lugar hay que colocar el detector en la máquina:
CR: 2,3
1,1
0380
De parameters in de elektronische regeling voor het beperken
van een koudemiddellekkage zijn:
1,4
• Vertragingstijd (standaard, 180 seconden): tijd gedurende welke
een waarschuwing op de sensor geen alarm wordt. Na deze
tijdsperiode wordt de BEVEILIGINGSMODUS geactiveerd.
• Concentratie LFL (Lower flammability limit) voor alarm
(standaard, 50%): percentage van de LFL vanaf welke
de koudemiddellekkagestoring optreedt en de unit in de
BEVEILIGINGSMODUS gaat werken.
• Concentratie van LFL voor alarmuitschakeling (standaard, 10%):
percentage van LFL waaronder het koudemiddellekkage-alarm
eindigt en de unit stopt met werken in de BEVEILIGINGSMODUS.
• Luchtdoorstroming (standaard, 100%): percentage van de
luchtdoorstroming van de verdamperventilatoren mogelijk
(uittrede en ook aanzuiging indien aanwezig) wanneer de unit
begint te werken in de BEVEILIGINGSMODUS.
De BEVEILIGINGSMODUS schakelt direct de compressoren
en hulpelementen uit, activeert de verdamperventilatoren
(luchtuitrede en ook aanzuiging indien aanwezig) op 100% van
de luchtdoorstroming (instelbaar) en opent de verselucht- en
afvoerluchtkleppen op 100% (indien aanwezig). Dit gebeurt
tijdelijk, zolang de lekkage aanwezig is of de sensor een storing
vertoont. Wanneer één van deze twee toestanden verdwijnt,
keert de unit terug naar het bedrijfstype van voor de lekkage
(ON, OFF, COOLING, HEATING, VENT, enz.) en de waarschuwing
van de beveiligingsmodus verdwijnt.
Wanneer de unit is aangesloten op een BMS-bewakingssysteem,
wordt de elektronische regeling voorbereid op het verzenden van
een alarmsignaal in geval van een lekdetectie.
In alle gevallen, worden alarmen vastgehouden tot deze worden
gereset via de VecticGD-terminal (handmatige reset).
Opmerking: zie de Vectic-regelbrochure voor meer informatie
over de bediening daarvan.
N L - 7 1
Sensor
Ve c t i o s
P J
T M