7 - POSITIONERING EN INSTALLATIE
Aansluitingen luchtkanalen
Voor eenheden met verticale luchtstroom, moeten de kanalen
worden aangesloten op de profi elen aan de onderkant van de
dakdoorvoer.
Houd voor het uitvoeren van de luchtkanalen de aanbevelingen
aan in paragraaf 9.4 "Aansluitingen luchtkanalen".
De dikte van de plaatstalen profi elen voor aansluiting van de
uittrede- en/of aanzuigkanalen worden getoond in de volgende
tabellen:
Standaard dakdoorvoer
Afmetingen (mm)
0090 tot 0190
Standaard
0200 tot 0240
dakdoorvoer
0280 tot 0400
Dakdoorvoer met brander
Afmetingen (mm)
A
0090 tot 0190
50 797 373 0 275 631 52 155 770 89
Dakdoorvoer
0200 tot 0240
50 1229 470 376 207 619 85 155 1219 101
met brander
0280 tot 0400
50 1570 470 373 126 704 85 155 1491 198
A
B
C
D
50
798
321
619
50
1234
470
745
50
1575
470
715
B
C
D
E
F
G
H
Belangrijk: alle dakdoorvoeren worden geleverd met een
aanzuigbeschermrooster bedoeld voor plenuminstallaties.
Voor installaties met kanaalaanzuiging moet het rooster
worden verwijderd voordat de machine op de dakdoorvoer
wordt geplaatst. Het rooster is bevestigd met 4.8 zelftappende
schroeven.
De unit op de dakdoorvoer plaatsen
Zodra de bovenvermelde werkzaamheden zijn uitgevoerd,
kan de rooftop met behulp van een kraan op de dakdoorvoer
worden geplaatst. Voor het hanteren van de unit moeten de
aanbevelingen van hoofdstuk 5 worden gevolgd.
Er mogen handgrepen met zuignappen worden gebruikt voor
het begeleiden van deze hantering.
E
243
410
410
I
J
N L - 1 7
Veiligheidsrooster
De machine past perfect op
de dakdoorvoer, er is geen
verbindingselement nodig.
Ve c t i o s
P J
T M