9 - VENTILATOREN EN LUCHTKANALEN
9.1 Controles axiale ventilatoren
● Controleer voor de inbedrijfstelling de draairichting van de
schoepen en of de as draait zonder schokken of trillingen.
● Controleer tijdens het draaien de bedrijfsomstandigheden:
drukken, doorstromingen en verbruik.
● Controleer bij elektronische ventilatoren (standaard), of deze
de draaisnelheid aannemen gebaseerd op de condensatie- of
verdampingsdruk.
Opmerking: als optie kunnen deze eenheden worden geleverd
met ventilatoren met twee snelheden.
WAARSCHUWING: DRAAG EEN VEILIGHEIDSHELM. SCHAKEL DE
ELEKTRISCHE VOEDING UIT EN WACHT 2 MINUTEN VOORDAT DIT
PANEEL WORDT GEOPEND.
Toegang tot de buiteneenheid vanaf de ventilatoren
Voor bepaalde onderhoudswerkzaamheden kan het gemakkelijk
zijn, toegang tot de buiteneenheid te krijgen door de afdekking
met de ventilator(en) op te tillen (afhankelijk van het model).
Eerst moet de voedingsspanning voor
de ventilator worden ontkoppeld.
Elke ventilator heeft twee connectoren
(voeding en regeling) in de compressor.
Vervolgens moet de deksel worden
losgeschroefd.
Deze is op de machine bevestigd met
M6-inbusschroeven.
Oogbouten (niet meegeleverd met de eenheid) moeten
worden gemonteerd in het M10 schroefdraad op de deksel.
De hijsbanden worden in deze oogbouten gehaakt.
● Deksel met 1 ventilator (gewicht 78 kg): 3 moeren.
● Deksel met 2 ventilatoren (gewicht 145 kg): 4 moeren.
Belangrijk: deze moeren zijn alleen bedoeld voor het hijsen
van het deksel.
Ve c t i o s
P J
T M
9.2 Controles in de EC-plugventilatoren
● Controleer voor de inbedrijfstelling de draairichting van de
schoepen en of de as draait zonder schokken of trillingen.
● Controleer tijdens het draaien de bedrijfsomstandigheden:
drukken, doorstromingen en verbruik.
● De koppeling van de karakteristieken van de ventilator en de
ruimte is van groot belang, zodat de doorstroomcapaciteiten
en drukken voor het kanaalnetwerk op het gewenste niveau
zijn.
● De plugventilatoren met variabel toerental, zowel in de
uittrede als aanzuiging, hebben een represaillemaatregel.
Deze pressostaat is in de fabriek ingesteld op de nominale
doorstroming. Echter deze doorstroming kan voor verschillende
omstandigheden ter plaatse worden aangepast via de
VecticGD grafi sche terminal (zie de Vectic-regelbrochure).
9.3. Controles in de centrifugaalventilatoren
(optie)
Wanneer de eenheid is uitgerust met centrifugaalventilatoren
(leverbaar in CQ en CT installaties):
● Controleer voor de inbedrijfstelling de draairichting van de
schoepen en of de as draait zonder schokken of trillingen.
● Controleer tijdens het draaien de bedrijfsomstandigheden:
drukken, doorstromingen en verbruik.
● De overlapping van de karakteristieken van de ventilator en de
ruimte is van groot belang, zodat de doorstroomcapaciteiten
en drukken voor het kanaalnetwerk op het gewenste niveau
zijn.
WAARSCHUWING: SCHAKEL DE ELEKTRISCHE VOEDING UIT EN
WACHT 2 MINUTEN VOORDAT DIT PANEEL WORDT GEOPEND.
N L - 3 2
Debietregelpressostaat