Figuur 13
De brandstofafsluitklep
gebruiken
Sluit de brandstofafsluitklep tijdens transport,
onderhoud en opslag (Figuur 14).
Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is
voordat u de motor start.
1
2
G008948
Figuur 14
1. AAN
De motor starten en stoppen
Motor starten
1. Sluit de bougiekabels aan op de bougies.
2. Open de brandstofklep.
2. UIT
3. Zet de rechterrijhendel in de vergrendelde
neutraalstand.
4. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen.
5. Zet de aftakasschakelaar in de stand UIT.
6. Zet de gashendel halverwege tussen Langzaam en
Snel.
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft
u de choke niet te gebruiken.
7. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start
(Figuur 12). Laat het sleuteltje los zodra de motor
aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 5 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
doorbranden.
Opmerking: Er kunnen meerdere startpogingen
nodig zijn als u de motor voor de eerste keer
start nadat er helemaal geen brandstof in het
brandstofsysteem heeft gezeten.
18
Figuur 15