9. Het Bedieningspaneel (7) werkt met vier
D-batterijen (niet meegeleverd); alkalinebatte-
rijen worden aanbevolen. Gebruik geen oude
en nieuwe batterijen of alkaline, standaard en
oplaadbare batterijen samen. BELANGRIJK:
Als het bedieningspaneel aan koude tempe-
raturen is blootgesteld geweest, laat deze
dan eerst op kamertemperatuur komen
voordat u er batterijen insteekt. Anders kunt
u de displays van het bedieningspaneel of
andere elektrische onderdelen beschadigen.
Verwijder de schroeven (D) en de batterijdeksels
(E), steek de batterijen in de batterijvakjes, en
maak de deksels weer vast. Zorg ervoor dat de
batterijen gedraaid worden zoals aangegeven
op de grafieken aan de binnenkant van de
batterijvakjes.
Bel met het telefoonnummer vermeld op
de kaft van deze handleiding om een opti-
onele stroomadapter aan te schaffen.
Gebruik alleen een door de fabrikant gele-
verde stroomadapter om schade aan het
Bedieningspaneel (7) te voorkomen. Steek
het ene uiteinde van de stroomadapter in de
aansluiting (F) in het aangegeven batterijvak en
leid de stroomadapter door de inkeping (G) in de
batterijdeksel. Steek dan de stroomadapter in
het juiste stopcontact dat goed is geïnstalleerd
volgens de lokale codes en verordeningen.
10. Maak het draadband rond de Hoofddraad (48)
los en gooi weg.
Sluit terwijl een tweede persoon het
Bedieningspaneel (7) bij de Staander (4)
houdt, de Hoofddraad (48) en de Draad van
de Hartslagsensor (109) aan op de bijbeho-
rende aansluitingen op de achterkant van het
Bedieningspaneel.
De connectoren van de Hoofddraad (48) en
de Draad van de Hartslagsensor (109) zou-
den makkelijk in de aansluitingen moeten
schuiven en vastklikken. Indien een connector
niet makkelijk in een aansluiting glijdt, draait u
de connector en probeert u het opnieuw. Als u
de connectoren niet goed verbindt, kan het
bedieningspaneel beschadigd raken.
Stop het overschot aan draad in de Staander (4)
of in het Bedieningspaneel (7).
9
G
7
F
10
109
10
E
D
7
48
4