Uitschakelfunctie bij laag debiet
De uitschakelfunctie bij laag debiet kan worden ingesteld op de
volgende waarden:
•
Niet actief
•
Energie optimaal
•
Hoog comfort
•
Door de gebruiker gedefinieerd.
Wanneer de uitschakelfunctie bij laag debiet geactiveerd is, dan
wordt het debiet bewaakt. Als het debiet lager wordt dan het inge-
stelde minimale debiet (Q
), dan schakelt de pomp over van
min
continu bedrijf bij constante druk naar start/stop-bedrijf, en wordt
de pomp uiteindelijk uitgeschakeld als het debiet naar nul nadert.
De voordelen van het activeren van de uitschakelfunctie bij laag
debiet zijn de volgende:
•
vermijden van onnodige verwarming van de verpompte vloei-
stof
•
minder slijtage van de asafdichtingen
•
minder bedrijfsgeluid.
De nadelen van het activeren van de uitschakelfunctie bij laag
debiet kunnen de volgende zijn:
•
De geleverde druk is niet volledig constant omdat deze fluctu-
eert tussen de inschakel- en uitschakeldrukken.
•
De veelvuldige in/uitschakelingen van de pomp kunnen bij
sommige toepassingen lawaai veroorzaken.
De invloed van de bovengenoemde nadelen hangt sterk af van de
gekozen instelling voor de uitschakelfunctie bij laag debiet.
De "Hoog comfort" instelling minimaliseert drukfluctuaties en
lawaai.
Als "Energie optimaal" wordt geselecteerd, dan is de belangrijk-
ste prioriteit om het energieverbruik zoveel mogelijk te reduceren.
Mogelijke instellingen van de uitschakelfunctie bij laag debiet:
•
Energie optimaal:
De pomp past automatisch de parameters aan voor de uit-
schakelfunctie zodat het energieverbruik tijdens de
start/stop-bedrijfsperiode geminimaliseerd wordt.
In dit geval gebruikt de uitschakelfunctie de fabrieksmatig
ingestelde waarden van het minimale debiet (Q
interne parameters.
•
Hoog comfort:
De pomp past automatisch de parameters aan voor de uit-
schakelfunctie zodat de verstoringen tijdens de
start/stop-bedrijfsperiode geminimaliseerd worden.
In dit geval gebruikt de uitschakelfunctie de fabrieksmatig
ingestelde waarden van het minimale debiet (Q
interne parameters.
•
Door de gebruiker gedefinieerd:
De pomp gebruikt de ingestelde parameters voor resp. ∆H en
Q
voor de uitschakelfunctie.
min
Afb. 29 Verschil tussen in- en uitschakeldrukken (∆H) en mini-
Bij start/stop-bedrijf varieert de druk tussen de in- en uitschakel-
drukken. Zie afb. 29.
In de "Door de gebruiker gedefinieerde" modus is ∆H fabrieksma-
tig ingesteld op 10 % van het actuele setpoint. ∆H kan worden
ingesteld op een waarde tussen 5 en 30 % van het actuele set-
point.
De pomp schakelt over naar start/stop-bedrijf als het debiet lager
wordt dan Q
Q
wordt ingesteld in % van het nominale debiet van de pomp
min
(zie typeplaatje van de pomp).
In de "Door de gebruiker gedefinieerde" modus is Q
matig ingesteld op 10 % van het nominale debiet.
Detectie van laag debiet
Laag debiet kan op twee manieren worden gedetecteerd:
1. Een ingebouwde "detectiefunctie voor laag debiet" die geacti-
veerd is als geen enkele digitale ingang is ingesteld als
debietschakelaar.
2. Een debietschakelaar die is aangesloten op één van de digi-
tale ingangen.
1. Detectiefunctie voor laag debiet:
De pomp controleert het debiet regelmatig door gedurende
korte tijd het toerental te reduceren. Als er geen of slechts een
kleine verandering in druk is, dan betekent dit dat er laag
debiet is. Het toerental wordt verhoogd tot de uitschakeldruk
(actueel setpoint + 0,5 x ∆H) is bereikt en de pomp uitscha-
kelt. Wanneer de druk is gedaald tot de inschakeldruk (actu-
eel setpoint - 0,5 × ∆H), dan zal de pomp opnieuw inschake-
len.
) en andere
min
– Als het debiet hoger is dan het ingestelde minimale debiet
(Q
min
stante druk.
– Als het debiet nog steeds lager is dan het ingestelde mini-
male debiet (Q
start/stop-bedrijf tot het debiet hoger is dan het ingestelde
) en andere
minimale debiet (Q
min
ingestelde minimale debiet (Q
naar continu bedrijf.
2. Debietschakelaar:
Wanneer de digitale ingang meer dan 5 seconden lang is
geactiveerd omdat er laag debiet is, dan zal het toerental wor-
den verhoogd tot de uitschakeldruk (actueel debiet + 0,5 x
∆H) is bereikt, en de pomp zal uitschakelen. Wanneer de druk
is gedaald tot de inschakeldruk, dan zal de pomp opnieuw
inschakelen. Als er nog steeds geen debiet is, dan zal de
pomp snel de uitschakeldruk bereiken en uitschakelen. Als er
debiet is, dan blijft de pomp in bedrijf in overeenstemming met
het setpoint.
H
Uitschakeldruk
H
Inschakeldruk
Q
min
maal debiet (Q
)
min
.
min
), dan gaat de pomp terug naar continu bedrijf bij con-
), dan gaat de pomp door in
min
). Wanneer het debiet hoger is dan het
min
), dan gaat de pomp terug
min
Q
fabrieks-
min
23