Waarschuwing
In geval van een waarschuwing verschijnt de oorzaak in dit dis-
play, samen met een storingscode.
Mogelijke waarschuwingen:
Waarschuwing
Geen contact met de pomp
Vervang motorlagers
Te hoge motortemperatuur
Elektronicatemperatuur te hoog
Interne storing
Sensorsignaal buiten signaalbereik
Temperatuursensor 1 buiten signaalbereik
Storing sensorvoeding, 5 V
Storing sensorvoeding, 24 V
LiqTec sensorstoring
Signaal buiten bereik, analoge ingang 1
Signaal buiten bereik, analoge ingang 2
Signaal buiten bereik, analoge ingang 3
Temperatuursensor 2 buiten signaalbereik
Limiet 1 overschreden
Limiet 2 overschreden
Een waarschuwing verdwijnt automatisch als de storing eenmaal
is verholpen.
Alarmlog 1 t/m 5
Bij "alarmmeldingen" zullen de laatste vijf alarmmeldingen in het
overzicht verschijnen. "Alarmlog 1" toont de laatste storing,
"Alarmlog 2" toont de op één na laatste storing, etc.
Het bovenstaande voorbeeld geeft de volgende informatie:
•
De alarmmelding "Andere storing".
•
De storingscode "(73)".
•
De tijdsduur dat de pomp is aangesloten op de voedingspan-
ning nadat de storing optrad.
Waarschuwingslog 1 t/m 5
Bij "waarschuwingen" zullen de laatste vijf waarschuwingen in het
overzicht verschijnen. "Waarschuwingslog 1" toont de laatste
waarschuwing, "Waarschuwingslog 2" toont de op één na laatste
waarschuwing etc.
Het bovenstaande voorbeeld geeft de volgende informatie:
•
De waarschuwing "Vervang motorlagers".
•
De storingscode "(30)".
•
De tijdsduur dat de pomp is aangesloten op de voedingspan-
ning nadat de storing optrad.
18
9.3.3 Menu STATUS
In dit menu wordt alleen de status weergegeven. Het is hier niet
mogelijk om waarden in te stellen of te wijzigen.
De weergegeven waarden zijn de waarden die van toepassing
waren toen de laatste communicatie tussen de pomp en de R100
plaatsvond. Als een statuswaarde moet worden vernieuwd, richt
de R100 dan op het bedieningspaneel en druk op [OK].
Als een parameter, bijv. toerental, continu dient te worden opge-
roepen, druk dan continu op [OK] gedurende de periode waarin
de betreffende parameter dient te worden gecontroleerd.
De tolerantie van de weergegeven waarde wordt onder elk dis-
play vermeld. De toleranties worden vermeld als een richtlijn in %
van de maximale waarden van de parameters.
Storings-
Actueel setpoint en extern setpoint
code
10
Zonder sensor
30
65
66
83, 85, 163
88
91
Tolerantie: ± 2 %.
161
Dit display toont het actuele setpoint en het externe setpoint in %
162
van het bereik vanaf de minimale waarde van het meetbereik van
164
de sensor tot het ingestelde setpoint.
Bij een min. toerental van 12 %, een ingesteld setpoint van 65 %
165
en een extern setpoint van 70 % zal het actuele setpoint 0,70 x
166
(65 - 12) + 12 = 49 % zijn.
167
Bedrijfsmodus
175
190
191
Dit display toont de actuele bedrijfsmodus (Stop, Min., Normaal
(bedrijf), Max. of Handbediening). Bovendien wordt getoond waar
deze bedrijfsmodus werd gekozen (Mobiel, Pomp, Bus, Extern of
Start/stop-toets). Zie paragraaf 8. Bedrijfs- en regelmodi voor
meer informatie.
Actuele geregelde waarde
Zonder sensor
De actuele geregelde waarde verschijnt in dit display als een sen-
sor is aangesloten en de functie van de analoge ingang is inge-
steld op "Terugkoppeling sensor".
Als twee afzonderlijke sensoren worden gebruikt om een verschil
van een parameter te meten, dan moet de functie van de twee
analoge ingangen worden ingesteld op "Terugkoppeling sensor".
De actuele geregelde waarde is het absolute verschil tussen de
twee sensormetingen. Zie paragraaf Analoge ingang 1, 2 en 3,
Functie, pagina 24.
Met druksensor
Tolerantie: ± 2 %.
Met druksensor