Vuistregels
•
Verhoog K
als de regelaar te langzaam reageert.
p
•
Demp het systeem door K
p
het systeem op en neer gaat of instabiel is.
Signaalrelais 1 en 2
De signaalrelais kunnen worden geconfigureerd om geactiveerd
te worden door één van de volgende gebeurtenissen:
•
Gereed
•
Bedrijf
•
Alarm
•
Waarschuwing
•
Limiet 2 overschreden
•
Limiet 1 overschreden
•
In bedrijf
•
Ext. waaierregeling
•
Niet actief.
Het aantal beschikbare displays hangt af van het pomptype.
Zie hieronder.
Functie (klem)
Signaalrelais 1 (NC, C1, NO)
Signaalrelais 2 (NC, C2, NO)
Druktoetsen op de pomp
De toetsen op de pomp kunnen worden ingesteld op:
•
Actief
•
Niet actief.
Nummer
Een nummer tussen 1 en 64 kan aan de pomp worden toege-
kend. Bij buscommunicatie moet aan elke pomp een nummer
worden toegekend.
te verlagen of T
te verhogen als
i
CRE, CRIE,
CME
CRNE, SPKE,
MTRE
●
●
●
●
Digitale ingang 1 en 2, Functie
De digitale ingangen kunnen worden ingesteld op diverse func-
ties.
Kies één van de volgende functies:
•
Niet actief
Ingesteld op "Niet actief" heeft de ingang geen functie.
•
Externe storing
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een timer gestart.
Als de ingang langer dan 5 seconden is geactiveerd, dan zal
de pomp worden uitgeschakeld en zal een storingsmelding
worden gegeven. Als er langer dan 5 seconden geen verbin-
ding is, dan zal de storing ophouden en zal de pomp inschake-
len als automatisch opnieuw inschakelen is gekozen via PC
Tool.
•
Resetten van alarm
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een eventuele sto-
ringsmelding gereset.
•
Externe stop
Wanneer de ingang is gedeactiveerd (open kringloop) schakelt
de pomp uit.
•
Max. (max. toerental)
Wanneer de ingang is geactiveerd draait de pomp met het
ingestelde max. toerental.
•
Min. (min. toerental)
Wanneer de ingang is geactiveerd draait de pomp met het
ingestelde min. toerental.
•
Debietschakelaar
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, dan gebruikt de uit-
schakelfunctie een debietschakelaar om uitschakeling bij laag
debiet te detecteren. Zie paragraaf Uitschakelfunctie bij laag
debiet, pagina 23.
•
Drooglopen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, dan kan te lage
voordruk of watertekort worden gedetecteerd.
Wanneer te lage voordruk of watertekort (drooglopen) wordt
gedetecteerd, dan wordt de pomp uitgeschakeld. De pomp
kan niet opnieuw inschakelen zolang de ingang geactiveerd is.
Hiervoor is het gebruik van toebehoren nodig, zoals:
– een drukschakelaar die aan de zuigzijde van de pomp is
geïnstalleerd
– een vlotterschakelaar die aan de zuigzijde van de pomp is
geïnstalleerd.
•
Geaccumuleerd debiet
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, dan kan het geac-
cumuleerde debiet worden geregistreerd. Hiervoor is een
debietmeter nodig die een terugkoppeling (signaal) kan geven
als een puls per gedefinieerd waterdebiet. Verdere instelling
van deze functie moet via PC Tool worden gedaan.
•
Voorgedef. setp., dig1 (geldt alleen voor digitale ingang 2)
Wanneer digitale ingangen als voorgedefinieerd setpoint wor-
den ingesteld, dan draait de pomp volgens een setpoint dat is
gebaseerd op de combinatie van de geactiveerde digitale
ingangen. Verdere instelling van deze functie moet via PC Tool
worden gedaan.
De prioriteit van de gekozen functies ten opzichte van elkaar blijkt
uit paragraaf 12. Prioriteit van instellingen.
Een uitschakelcommando heeft altijd de hoogste prioriteit.
21