STOPPEN
Nadat de
wagen
tot
stilstand
is
ge-
bracht, moet men de
versnellings-
hefboom
in de
neuirale
stanC
plaatsen
en het
stophandel
naar achteren
be-
\.^/eoen.
A{b.
9.
S
tophandel
D;t
nanCel
is naast de
bestuurder
tegen Ce
motorkap gemonteerd
en
docr
m
iddel van een
bowden
-kabel
verbonC:n
rnet
€-oo
heÍboom
op
de
brandstoi
inspuitpomp,
Door Cit
han-
:el
naa
r
achteren
te
bewegen, wordt
de
heiboom verdraaid,
WdarCoor
de
:egelstang
in de
brandsto{pomp
ge-
neel
Ìeruggetrokken
wordt (geen
in-
spuiting
meer),
tslj wagens uitgerust
met een
rnotor-
rem is
geen
stophandel g"rnonteerd.
Cm te sioppen wordt in
d
it
geva
I
dus
het
pedaal
van
de
motorrem
ge-
hee
I
ingetrapt
en
vastgehouden,
tot-
dat
Ce
motor
stil
staat.
Bij koud weer moet
wan
neer
de
wagen wordt
weggezet,
de
rolhoes
geheel
opgetrokken
worden.
RREM
Deze
rem wordt
bediend
door
een
pedaal, dat verbonden is met een
klep
in
Ce
u
itlaatleiding,
met
de
stophef-
boom
op de
brandstofpomp
en
tevens
nnet
een
blokkeerinrichting
voor
de
smoorklep,
Door
het
intrappen
van
dit
pedaal
wordt
eerst
de
opbrengst
van
de
in-
spuitpomp
op
nul
gebrachi
en
Caarna
Ce
uitlaatleiding gesloten.
De
motor
wordt nu
aangedreven
door
de in
be-
weging
zijnde
wagen
en
zuigt
dus
steeds
verse
lucht
aan
die
in de
uit-
iaatleiding
wordt
gepompt.
De
druk
,n Ce
uitlaatleiding
loopt
hierdoor
iroog
op en werkt
remmend
op
de
motor
wanneer
de
uitlaatklep
ge-
opend
is,
Cp
verzoek
ku
n
nen
de
u
itgerust
worden met
een
MOTO
busch
ass is
motorrem,
Afb.
10.
Motorrempedaal
25