GEVAAR
De ontsnappende gassen zijn ontvlambaar.
Laad de batterij uitsluitend op op goed geventile-
erde plaatsen. Er mogen zich geen voorwerpen of
hindernissen in de buurt van het ventilatiegebied
van de ventilator bevinden. Zorg tijdens het opla-
den voor een voldoende en veilige afzuiging van de
tijdens het opladen vrijkomende gassen.
LET OP
Na het opladen produceert de batterij nog steeds
gassen
Gedurende het opladen en ook gedurende de nal-
ooptijd van de ventilator (ca. 15 minuten) moet
de afdekking achter open blijven, zodat alle reste-
rende gassen uit het batterijcompartiment kunnen
ontsnappen.
Opladen
Netvoeding voor de batterijlader
Voor het inschakelen van de voeding van de
geïntegreerde lader en het starten van het
laadproces wordt de geïntegreerde lader via
een netkabel (spiraalkabel) (1) aangesloten
op een netcontactdoos (CEE-contactdoos
16 A / 400 V) .
De netkabel bevindt zich in een kunststof huis
(2) (optioneel), dat aan de rechterzijde van de
heftruck onder de armleuning is bevestigd.
OPMERKING
Voor de batterijlader is een spiraalverlengka-
bel met een CEE-contactdoos voor 400 V /
16 A en een CEE-stekker (400 V / 16 A) ver-
krijgbaar.
Bedieningshandleiding – 386 801 1509 NL – 05/2014
4
Gebruik
Speciale uitrusting
1
2
e3861144a
123