4
Gebruik
Speciale uitrusting
Werklampen achter inschakelen
Druk de tuimelschakelaar (6) in de eind-
stand (stand 2).
De werklampen achter zijn ingeschakeld.
Werklampen achter bij achteruitrijden
inschakelen
Zet de tuimelschakelaar (6) in de middelste
stand (stand 1).
Bij achteruitrijden worden de werklampen
achter ingeschakeld.
Waarschuwingsknipperlichten inschake-
len
Bedien de tuimelschakelaar (10).
Zwaailamp/flitslamp/BlueSpot inschake-
len
Afhankelijk van de uitrusting zijn er drie
verschillende uitvoeringen.
Uitvoering 1
Bedien de tuimelschakelaar (11).
De zwaailamp is altijd ingeschakeld.
Uitvoering 2
Schakel het contact in.
De zwaailamp wordt ingeschakeld.
Uitvoering 3
Schakel het contact in en trap op het pedaal
voor achteruitrijden.
De zwaailamp/BlueSpot is alleen ingescha-
keld bij achteruitrijden.
104
1
2
3
7
8
9 10 11 12
Bedieningshandleiding – 386 801 1509 NL – 05/2014
4
5
6
e3861337
e3861338