9. Storingen aan het product opsporen
De veiligheidsinstructies in paragraaf
8.1 Veiligheidsinstructies en vereisten
den gelezen en nageleefd voordat u probeert een
foutdiagnose te stellen.
Houd u aan alle voorschriften die van toe-
passing zijn op pompen die zijn opgesteld
in explosiegevaarlijke omgevingen.
Zorg dat er geen werkzaamheden worden
uitgevoerd in explosiegevaarlijke omgevin-
gen.
Storing
1.
De pomp werkt niet.
2.
De pomp wordt inge-
schakeld, maar wordt na
korte tijd weer uitge-
schakeld.
3.
De pomp werkt met te
lage capaciteit en ener-
gieverbruik.
4.
De pomp werkt, maar er
komt geen vloeistof.
moeten wor-
Oorzaak
a)
De droogloopsensoren zijn niet
in vloeistof ondergedompeld.
b)
Uitsluitend driefasenpompen:
De pomp is met een verkeerde
fasevolgorde op de voedings-
spanning aangesloten.
c)
De zekeringen in de elektrische
installatie zijn doorgebrand.
d)
Storing in de voeding, kortslui-
ting, aardlek, storing in de voe-
dingskabel of de motorwikkelin-
gen.
e)
Storing in de motorelektronica.
f)
Neerslag op niveau- of droog-
loopsensoren.
a)
De waaier wordt geblokkeerd
door verontreinigingen. Ver-
hoogd opgenomen vermogen op
alle drie de fasen.
b)
Verhoogd opgenomen vermo-
gen als gevolg van spanningsval.
c)
De vloeistoftemperatuur is te
hoog.
d)
De viscositeit van de vloeistof is
te hoog.
a)
De persleiding is gedeeltelijk ver-
stopt door verontreinigingen.
b)
De afsluiters in de persleiding
zijn gedeeltelijk gesloten of
geblokkeerd.
a)
De persafsluiter is gesloten of
geblokkeerd.
b)
De keerklep is geblokkeerd.
c)
Er bevindt zich lucht in de pomp.
Voordat u fouten probeert op te sporen:
– controleer of de zekeringen zijn ver-
wijderd en of de hoofdschakelaar is
uitgeschakeld.
– U dient er zeker van te zijn dat de
voedingsspanning niet per ongeluk
kan worden ingeschakeld.
– Make sure that all rotating parts have
stopped moving.
Oplossing
Laat het vloeistofniveau na het
inschakelen stijgen tot de droogloop-
sensoren in de vloeistof zijn onderge-
dompeld.
Verwissel L1 en L2.
Vervang de doorgebrande zekerin-
gen. Als ook de nieuwe zekeringen
doorbranden, dienen de elektrische
installatie en de voedingskabel te
worden nagekeken.
Laat de kabel en motor controleren
en repareren door een bevoegd elek-
tricien.
Laat de motor controleren en repare-
ren door een servicemonteur van
Grundfos.
Reinig de sensor(en).
Reinig de waaier.
Controleer of de voedingsspanning
binnen het opgegeven bereik ligt.
Indien dit niet het geval is, herstelt u
de correcte voedingsspanning.
Verlaag de vloeistoftemperatuur.
Verdun de vloeistof.
Reinig de persleiding.
Controleer en reinig of vervang zo
nodig de kleppen.
Controleer de persafsluiter en open
en/of reinig deze indien nodig.
Reinig de keerklep.
Ontlucht de pomp.
23