6 sonar (MCU)
6.5 Automatiseringsbesturingen
6.5
Automatiseringscontroles
6.6
Fader-modi
1
2
3
4
5. Bladeren. Encoder- en navigatieknoppen regelen het scrollen door de tijdlijn.
6. Sectie. Encoder- en navigatieknoppen verschuiven de huidige bank met één kanaal.
7. Bank. Encoder- en navigatieknoppen scrollen door kanalen in banken van zestien of
acht (afhankelijk van het model).
8. Markering. Encoder- en navigatieknoppen scrollen door markeringen. Druk
op Encoder om een markering neer te zetten.
Opmerking: op het moment van publicatie zijn de F1-F8-functies niet beschikbaar in Sonar.
1
6
1. Vergrendelen / Opslaan. Druk tegelijkertijd op de SHIFT- en Latch-knoppen om de sessie op te slaan.
Op het moment van publicatie is Latch-automatiseringsbesturing niet beschikbaar in Sonar.
2. Bijsnijden/opnieuw uitvoeren. Druk tegelijkertijd op de SHIFT- en Trim-knoppen om
de laatste actie opnieuw uit te voeren. Op het moment van publicatie is
de trimautomatiseringsbesturing niet beschikbaar in Sonar.
3. Uit / Ongedaan maken. Druk tegelijkertijd op de SHIFT- en
Off-knoppen om de laatste actie ongedaan te maken.
4. Lezen / Gebruiker 3. Op het moment van publicatie heeft deze knop geen functie in Sonar.
5. Schrijven / Gebruiker 2. Op het moment van publicatie heeft deze knop geen functie in Sonar.
6. Aanraken / Gebruiker 1. Op het moment van publicatie heeft deze knop geen functie in Sonar.
De faders op de FaderPort kunnen worden gebruikt om niveaus in te stellen, plug-
inparameters te besturen, verzendniveaus in te stellen en voor elke track te pannen.
1. Volg. Wanneer de Track-modus actief is, zullen de gemotoriseerde faders de kanaalniveaus
weergeven en regelen. Druk tegelijkertijd op Shift en Track om de tijdcode op de
krabbelstroken weer te geven. Zie paragraaf 6.6.4 voor meer informatie.
2. Plug-ins bewerken. Wanneer Edit Plugins actief is, besturen de gemotoriseerde faders
de plug-inparameters op de insert-slots van het momenteel geselecteerde
kanaal. Zie paragraaf 6.6.1 voor meer informatie.
3. Verzendt. Wanneer de Sends-modus actief is, besturen de gemotoriseerde faders de
verzendniveaus voor het eerste verzendslot voor elk kanaal. Druk tweemaal om de verzendfuncties
voor alleen het geselecteerde kanaal te bedienen. Zie paragraaf 6.6.2 voor meer informatie.
4. Pannen. Wanneer de panmodus actief is, zullen de gemotoriseerde faders kanaalpannen
weergeven en besturen. Druk twee keer om de zend- en hoofdpan voor het geselecteerde
kanaal te regelen. Wanneer deze niet actief is, regelt de Pan/Param-knop links van de
krabbelstroken de panning voor het momenteel geselecteerde kanaal. Zie paragraaf 6.6.3
voor meer informatie.
FaderPort® meerkanaals productiecontrollers
2
3
5
4
Gebruikershandleiding
49