Pro Tools (HUI)
3 3.2 Kanaalstrip
3.2
Kanaalstrook
trap
Pan
3. Stel de menu's Ontvangen van en Verzenden naar in op "PreSonus FP16
Poort 1" of "PreSonus FP8" (modelafhankelijk). Of u nu de FaderPort 16 of
FaderPort 8 gebruikt, de #Ch's moeten op 8 worden ingesteld.
4. ALLEEN FaderPort 16: Maak een tweede HUI-apparaat en stel de menu's Ontvangen
van en Verzenden naar in op "PreSonus FP16 Port 2" en "#Ch's" op 8.
5. Klik op "OK."
Uw FaderPort is nu klaar voor gebruik. Genieten!
1. Kanaalnaam. Toont de kanaalnaam. Wanneer de fader wordt aangepast,
1
wordt ook de faderwaarde weergegeven.
2
Dit kan worden in- of uitgeschakeld met de Macro-knop.
3
2. Meten. Geeft de kanaalmeting weer. Dit kan worden in- of uitgeschakeld door op SHIFT
plus de drukknop-encoder in de Session Navigator te drukken.
4
3. Panpositie. Toont de huidige panpositie van het kanaal.
4. Pannen/param. De drukknop-encoder bestuurt de pan
van het momenteel geselecteerde kanaal terwijl de Track-modus actief
5
is. Voor stereokanalen is dit standaard de linker panregeling.
Druk op de encoder om toegang te krijgen tot de rechter panbediening.
5. Selecteer Knop. Met deze knop selecteert u het overeenkomstige
6
kanaal in Pro Tools. Indien geselecteerd, zijn er verschillende
7
bewerkingsfuncties beschikbaar. Zie paragraaf 3.2.1.
6. Dempen. Dempt het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal.
7. Solo. Isoleert het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal in de mix.
8. Aanraakgevoelige fader. Deze gemotoriseerde fader van 100 mm kan worden gebruikt
om volumeniveaus, aux send-niveaus, panning of plug-in-parameters te regelen,
afhankelijk van de modus. Zie paragraaf 3.6 voor meer informatie.
8
FaderPort® meerkanaals productiecontrollers
Gebruikershandleiding
18