6 sonar (MCU)
6.2 Kanaalstrip
6.2
Kanaalstrook
trap
Pan
6.2.1
Selecteer Knopmodificatoren
(rechts)
14. Klik in Sonar op de knop "Druk opnieuw als u klaar bent" en sluit het venster.
Uw FaderPort 16 is nu klaar voor gebruik. Genieten!
1. Kanaalnaam. Toont de kanaalnaam.
1
2
2. Meten. Geeft de kanaalmeting weer. Dit kan worden in- of uitgeschakeld door op SHIFT
plus de drukknop-encoder in de Session Navigator te drukken.
3
3. Panpositie. Toont de huidige panpositie van het kanaal.
4
4. Pannen/param. Deze drukknop-encoder bestuurt de pan van het
momenteel geselecteerde kanaal in de Track-modus.
5. Selecteer Knop. Met deze knop selecteert u het overeenkomstige kanaal in
Sonar. Zie paragraaf 6.2.1 voor alternatieve functies.
5
6. Solo. Isoleert het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal in de mix.
7. Dempen. Dempt het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal.
6
8. Aanraakgevoelige fader. Deze gemotoriseerde fader van 100 mm kan hiervoor worden gebruikt
7
regel volumeniveaus, aux send-niveaus, panning of plug-in-parameters, afhankelijk
van de modus.
8
Arm. Als u op de Arm-knop drukt, kunt u de track inschakelen voor opname door op de Select-knop
van de overeenkomstige track te drukken.
Alles inschakelen. Druk op de rechter Shift+Arm om de momenteel gefocuste reeks tracks in te schakelen
voor opname.
Solo en Dempen Helder. Met deze knoppen worden alle solo's of mutes in de momenteel
gefocuste kanaalbank gewist.
FaderPort® meerkanaals productiecontrollers
Gebruikershandleiding
47