136
Rijden en bediening
Systeem inschakelen
w indrukken.
w verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center. Het systeem is nog
steeds niet actief.
Functie activeren
Zelf een snelheid instellen
De adaptieve cruise control moet
handmatig worden ingeschakeld bij
een snelheid tussen 30 km/u en
180 km/u. Bij auto's met een automa‐
tische versnellingsbak moet de auto‐
matische keuzehendel in de stand D
of M staan.
Trek op tot de gewenste snelheid en
duw het kartelwiel naar SET/-. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
De ingestelde snelheid is vervolgens
te wijzigen door het kartelwiel naar
RES/+ te verplaatsen om de snelheid
te verhogen of naar SET/- om de snel‐
heid te verlagen. Duw het stelwiel
herhaalde malen kort in een bepaalde
stand om de snelheid in kleine stapjes
te wijzigen of houd het stelwiel in een
bepaalde stand vast om de snelheid
in grote stappen te wijzigen.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol
werkt, wordt het Stop/Start-systeem
automatisch uitgeschakeld.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
Een gedetecteerde maximumsnel‐
heid kan worden gebruikt als een
nieuwe waarde voor de adaptieve
cruise control.
Als de adaptieve cruise control actief
is, gaat MEM branden als het verschil
tussen ingestelde snelheid en maxi‐
mumsnelheid meer dan9 km/u is.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
De functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 80.
Verkeersbordherkenning 3 163.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan
de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Na het
loslaten van het gaspedaal hervat de
auto de opgeslagen snelheid. Als een
voorligger langzamer rijdt dan de
opgeslagen snelheid, wordt de volg‐
afstand hervat die de bestuurder
heeft ingesteld.