5.8
Zijplaten
De zijplaten (Afb. 20/1) geleiden de aarde van de
te bewerken bodem direct voor de wals en
voorkomen dat de aarde noch naar de zijkanten
noch tussen de grondbewerkingsmachine en de
wals naar buiten kan treden.
Naast deze functionele taken schermt elke
zijplaat de toegang tot de buitenste,
aangedreven grondbewerkingstanden af en dient
hierdoor tegelijkertijd als
beschermingsvoorziening.
Om te zorgen dat de begrenzing van de stroom
aarde effectief is, moeten de werkdiepte van de
zijdelingse geleidingsplaten en de veerspanning
aan de bodemgesteldheid worden aangepast,
zie pagina 66.
Roterende eggen KE 253 / 303 zijn
standaard uitgevoerd met verend gelagerde
zijdelingse geleidingsplaten (Afb. 20/1).
5.9
Tractorsporenwisser (optie)
Tractors met smalle banden maken op niet-
gepakte bodems vaak diepe sporen.
De grondbewerkingsmachine kan met geringere
werkdiepte worden ingezet, als deze diepe
sporen eerst door de tractorsporenwissers (Afb.
21) worden verwijderd.
Let er bij het parkeren van de
grondbewerkingsmachine met
sporenwissertanden op, dat de
grondbewerkingsmachine op een
vaste ondergrond staat, maar dat de
tanden van de sporenwisser in
losse grond worden gedrukt, om
beschadigingen te voorkomen!
Montage:
1. Vervang de aanwezige
dekselbevestigingsbouten door de
bijgeleverde langere bouten.
2. Schroef de draagbalk (Afb. 21/1) met twee
dekselbevestigingsbouten (Afb. 21/2) aan
de grondbewerkingsmachine.
3. Bevestig de sporenwisser (Afb. 21/3) met
klemplaten (Afb. 21/4) en bouten aan de
draagbalk.
KE BAG0011.4 08.08
Afb. 20
Afb. 21
Opbouw en werking
49