Indicatoren
8.3.
Signaallampen van de lokale bedieningseenheid
8.4.
Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
46
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Afbeelding 53: Rangschikking en betekenis van de signaallampen
[1]
Opschrift met symbolen (standaard)
[2]
Opschrift met cijfers 1 – 6 (optie)
Eindstand DICHT bereikt, (knippert: beweeg in de richting DICHT)
1
2 Tc Draaimomentfout DICHT
Motorbeveiliging in werking gesteld
3
4 To Draaimomentfout OPEN
Eindstand OPEN bereikt, (knippert: beweeg in de richting OPEN)
5
Bluetooth-verbinding actief
6
Signaallampen (weergaven) wijzigen
Aan de LED's 1 – 5 kunnen verschillende meldingen worden toegewezen.
Apparaat configuratie M0053
Lokale bediening M0159
Melding LED 1 (links) M0093
Melding LED 2 M0094
Melding LED 3 M0095
Melding LED 4 M0096
Melding LED 5 (rechts) M0097
Signaal tussenstand M0167
Standaardwaarden (Europa):
Melding LED 1 (links) = Eindstand DICHT, puls
Melding LED 2 = Momentstoring DICHT
Melding LED 3 = Thermische storing
Melding LED 4 = Momentstoring OPEN
Melding LED 5 (rechts) = Eindstand OPEN, puls
Signaal tussenstand = OPEN/DICHT = Uit
Overige instelwaarden:
Zie handboek (gebruik en instelling).
Afbeelding 54: Mechanische standaanwijzing
[1]
eindstand OPEN bereikt
[2]
eindstand DICHT bereikt
AC 01.2 Non-Intrusive