Montage
5.3.1.
Overzicht koppelbusvarianten
Montage
Toepassing
5.3.2.
Aandrijving (met koppelbus) monteren
Montagestappen
18
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Afbeelding 11: Aansluiting afsluiter via koppelbus
[1]
Boorgat met spiebaan
[2]
Binnenvierkant
[3]
DD
Voor afsluiters met aansluitingen conform EN ISO 5211
Voor draaiende, niet stijgende spindel
Koppelbussen zonder boorgat resp. voorgeboorde koppelbussen moeten vóór de
montage van de aandrijving op de afsluiter passend voor de as van de afsluiter
gereed worden bewerkt (bijv. met boorgat en spiebaan, DD of binnenvierkant).
Afsluiter en aandrijving moeten in dezelfde eindstandpositie worden
samengebouwd. Standaard toestand bij uitlevering van de aandrijving is de
eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kleppen: eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kogelkranen: eindstand OPEN.
1.
Indien noodzakelijk de aandrijving met het handwiel in dezelfde eindstandpositie
als die van de afsluiter zetten.
2.
Installatie- c.q. contactoppervlakken reinigen, blanke oppervlakken grondig
ontvetten.
3.
De as van de afsluiter [2] licht invetten.
AC 01.2 Non-Intrusive