5.7
Installatie van regeling en beveiligingsketen
– Installeer de ruimtevochtvoeler resp. de maximaalhygrostaat (regel- en maximaalhygrostaat) op
dezelfde hoogte als de thermostaten en op een plaats, waar de gemeten vochtigheid overeenkomt
met de luchtvochtigheid in de ruimte. Plaats de vochtvoeler in geen geval in de omgeving van de
luchtstroom van ventilatie-apparatuur of een luchtaanzuigrooster. De vochtvoeler niet op een bui-
tenmuur monteren, waar temperatuurvariaties het regelgedrag kunnen verstoren.
– Installeer de kanaalvochtvoeler op een plaats, waar de gemeten vochtigheid overeenkomt met de
vochtigheid van de te bevochtigen ruimte (meestal in het retourkanaal). De vochtvoeler niet direct
na de stoomverdeelpijp(en), niet in kanaaldelen met luchtturbulentie en niet binnen het bevochti-
gingstraject plaatsen.
– Installeer de maximaalhygrostaat in het kanaal na de stoomverdeelpijp(en) en op een zodanige af-
stand dat alle stoom volledig door de lucht opgenomen is (afstand min. 3 m). De maximaalhygrostaat
moet zodanig worden geplaatst, dat deze een te hoge vochtigheid alleen signaleert, wanneer de
ruimtevochtigheid te hoog is resp. de verzadigingsgrens bereikt heeft.
– Installeer de windvaan zodanig dat deze een aanwezige luchtstroom en het ontbreken van de
luchtstroom betrouwbaar signaleert. Sluit deze zodanig aan dat bij een aanwezige luchtstroom het
circuit gesloten is en dat bij een ontbrekende luchtstroming het circuit geopend is.
– Voordat u de stoomluchtbevochtiger start, moet het correct functioneren van de regeling en bevei-
ligingsketen gecontroleerd worden.
– Na het afronden van de montage is het raadzaam de besturings- en bewakingsinrichtingen (aan/uit
of modulerend) te kalibreren. De nauwkeurigheid van de vochtvoeler resp. de maximaalhygrostaat
moet in ieder geval voor de inbedrijfname van de stoomluchtbevochtiger gecontroleerd worden.
38