Aan te houden minimum afstanden
Om te voorkomen dat stoom uit de stoomverdeelpijp condenseert op systeemcomponenten, moet
tussen deze componenten en de stoomverdeelpijp een bepaalde minimumafstand (op basis van het
bevochtigingstraject "B
voor/na vernauwing
0.5 x B
N
voor vertakking
B
N
voor/na verwarmingsbatterij/filter
N *
1.5 x B
5 cm
* 2,5 x B
voor zweefstoffilter
N
Inbouwmogelijkheden en afmetingen
De stoomverdeelpijpen zijn beschikbaar voor horizontale (op de wand van het luchtkanaal), of voor
verticale montage (op de bodem van het luchtkanaal). De uitblaasopeningen moeten zich aan de
bovenzijde, resp. dwars op de luchtstroom, bevinden.
Indien mogelijk moeten de stoomverdeelpijpen aan de perszijde (max. druk in kanaal/kast 1700 Pa)
van het luchtkanaal gemonteerd worden. Wanneer de stoomverdeelpijpen aan de zuigzijde gemonteerd
worden, mag de maximale onderdruk niet lager zijn dan 800 Pa.
Kies een op uw luchtkanaal afgestemde situatie voor montage van de stoomverdeelpijpen (zie de on-
derstaande afbeeldingen) en breng ze zo in het luchtkanaal aan, dat een gelijkmatige stoomverdeling
in het luchtkanaal verzekerd is.
24
" ) aangehouden worden.
N
na verwijding
0.5 x B
voor luchtrooster
B
N
voor/na ventilator-/zoneverdeling
N
B
N
voor bocht
B
N
voor opnemer
5 x B
N
B
N