15.2 Storing zoeken
15.2.1 Storingsoorzaak
De volgende oorzaken kunnen reden zijn van de storingen, vermeld op pagina 42.
1.
Kamerthermostaat is niet juist aangesloten.
2.
Kamerthermostaat schakelt niet uit, kortsluiting in de kabel.
3.
Sensor maakt kortsluiting in de kabel of intern.
4.
Pomp draait niet, zit vast.
5.
Waterdruk in het systeem is te laag.
6.
Waterdruk in het systeem is te hoog.
7.
Ventilator is niet aangesloten (stekker vergeten aan te sluiten).
8.
Ventilator is vervuild.
9.
Ventilator is defect.
10.
Gaskraan niet geopend.
11.
Gasdruk is te laag.
12.
Gasleiding diameter te klein.
13.
Zekering defect.
14.
Zekering defect.
15.
Zekering defect.
16.
Gasklepinstelling bij het laagste toerental is niet correct.
17.
Gasklep is elektrisch niet of onjuist aangesloten.
18.
Ontsteekkabel niet juist aangesloten.
19.
Trafo defect.
20.
Aansluitstekker naar gasklep niet juist aangesloten of vocht insluiting.
21.
Pompstekker niet juist aangesloten.
22.
Sifon verstopt.
23.
Handontluchter openen en sluiten na het ontluchten.
24.
25.
Te veel weerstand in het afvoersysteem of afvoersysteem is vervuild.
Afvoersysteem is lek naar het toevoersysteem, recirculatie rookgas. Dit is uitsluitend bij
26.
concentrische aansluiting.
27.
Toevoersysteem watert in.
28.
Doorstroom instelkraan is vervuild.
29.
Warmtewisselaar is vervuild / verstopt (onvoldoende circulatie).
30.
Maximaalthermostaat defect (onvoldoende circulatie).
31.
Maximale belasting is te hoog.
34.
Branderautomaat defect.
35.
Otsteekelektrode defect (porcelein gescheurd), afstand tot brander onjuist.
36.
Vocht op de kabels van de gasklep.
37.
Vocht op de printplaat van de branderautomaat.
38.
Vocht in de pompbedrading.
39.
Vocht op de ventilator en/of aansluiting.
40.
Stekker van de ventilator is onjuist aangesloten.
41.
Stekker is niet correct aangesloten.
42.
Aansluitkabel beschadigd.
43.
Sensor defect.
E09.012.039F Montagehandleiding CD
43