7
HET INSTALLEREN VAN DE CD-KETEL
7.1
Een plaats in het gebouw kiezen.
De voor- en onderzijde van de ketel moeten goed bereikbaar zijn, de ketels dienen aan beide kanten met
een afstand van 50 mm van muur of kastwand of t.o.v. elkaar geplaatst te worden.
De volgende voorzieningen dienen in de opstellingsruimte aanwezig te zijn:
Een wandcontactdoos met randaarde in de directe nabijheid van de ketel.
Een aansluiting op het riool voor de condensafvoer en het prescor B boilerventiel, middels een open
verbinding.
Een geluidsabsorberende wand.
Let op!
De wand waaraan het toestel wordt geplaatst, dient het gewicht van de ketel te kunnen dragen.
Andere zaken waar rekening mee moet worden gehouden bij de plaatsbepaling van een CD-ketel:
Zowel de luchttoevoer- als de rookgasafvoerleidingen dienen aangesloten te worden op de buitengevel
c.q. tot in het dakvlak in hetzelfde drukgebied.
De opstellingsruimte moet droog en vorstvrij zijn.
Het toestel heeft een ingebouwde ventilator en heeft afhankelijk van de belasting een bepaalde geluids-
productie. Kies daarom een plaats in het gebouw waar deze geluidsproductie niet stoort. Wij adviseren
in dit kader om de ketel te plaatsen tegen een stenen wand.
7.2
Het toestel ophangen
Met behulp van bijgeleverde ophangbeugel of, indien van toepassing, het ophangframe, wordt de plaats voor
de aanvoer- en retourleiding bepaald.
Let op!
Zorg ervoor, dat bij het aftekenen de ophangbeugel of het frame waterpas geplaatst is en dat de ketel niet
voorover hangt. Indien nodig dit afstellen met de onder in de achterwand geplaatste stelbouten (zie schets).
Boor de gaten voor het toe- en afvoersysteem.
De verwarmingsketel in de ophangbeugel haken of op het frame plaatsen.
De ketel d.m.v. de stelbouten verticaal stellen.
7.3
Luchttoevoer- en rookgasafvoeraansluiting
De CD-ketel heeft een overdruk verbrandingssysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van een parallelle
rookgasafvoer en luchttoevoer van 80-80 mm voor de CD-80, 100-100 mm voor de CD-100 en CD-120
en 130-130 mm voor de CD-150 en CD-180.
Alle ketels kunnen omgebouwd worden naar een concentrische uitvoering (zie ook tabel pag.16).
20
E09.012.039F Montagehandleiding CD