Signalen voor
rijstrookverandering
Beweeg de hendel halverwege in de
richting van de rijstrookverandering
―totdat de indicator gaat knipperen―
en houd de hendel daar vast. Wanneer
u de hendel loslaat, zal deze naar de
uitgangspositie terugkeren.
Drie-knipperingen-
richtingaanwijzer
Nadat de richtingaanwijzerhendel
vanuit de middelste positie is
losgelaten, knippert de
richtingaanwijzer driemaal. De werking
kan geannuleerd worden door de
hendel in de tegenovergestelde richting
waarin deze werd bediend te bewegen.
Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Voor gebruik van de ruitenwissers moet
het contact op ON staan.
Schakelaars en regelaars
Voorruitenwissers
Schakel de ruitenwissers in door de
hendel omhoog of omlaag te drukken.
1.
Indicatielampje
Schakelaar-
Bediening van de ruitenwis-
stand
Werking bij omhoogtrekken
van de hendel
OFF
Stop
AUTO
Automatische regeling
*1
Lage snelheid
Hoge snelheid
*1
Wanneer de ruitenwisserhendel
naar de AUTO stand wordt gezet,
gaat het indicatielampje branden.
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
AUTO stand staat, tast de regensensor
de hoeveelheid regenval op de voorruit
af en schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit
(uit―interval―lage snelheid―hoge
snelheid).
De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
4
sers
4-27