Parkeersensorsysteem
Gebruik van het
parkeerhulpsensor-
systeem
Wanneer het contact op ON staat en de
parkeersensorschakelaar wordt
ingedrukt, gaat het indicatielampje
branden.
Wanneer de parkeersensor is
geactiveerd en het contact op ON
wordt gezet, gaat het indicatielampje
branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem uit te schakelen.
1.
Indicatielampje
Bedieningsvoorwaarden
Het parkeersensorsysteem kan worden
gebruikt wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
• Het contact wordt op ON gezet.
• De parkeersensorschakelaar is
aangezet.
Hindernisdetectieaan-
duiding
De positie van een sensor die een
hindernis heeft gedetecteerd, wordt
aangeduid. De meter gaat op
verschillende punten branden,
afhankelijk van de afstand tot de
hindernis die door de sensor
gedetecteerd wordt.
4-108
*Bepaalde modellen.
Naarmate de auto een hindernis dichter
nadert, gaat de zone in de meter dichter
bij de auto branden.
Zonder 360° rondomkijkmonitor
1.
Voorste ultrasonische sensormeter*
2.
Voorste ultrasonische
hoeksensormeter rechts*
3.
Achterste ultrasonische
hoeksensormeter rechts/achterste
ultrasonische zijsensormeter rechts*
4.
Achterste ultrasonische
sensormeter
5.
Achterste ultrasonische
hoeksensormeter links/achterste
ultrasonische zijsensormeter links*
6.
Voorste ultrasonische
hoeksensormeter links*
Met 360° rondomkijkmonitor
1.
Voorste ultrasonische sensormeter
2.
Voorste ultrasonische
hoeksensormeter rechts
3.
Achterste ultrasonische
hoeksensormeter rechts/achterste
ultrasonische zijsensormeter rechts*