Motor start/stop
Contactschakelaar
Startdrukknop-posities
Het systeem functioneert alleen
wanneer de sleutel zich binnen het
werkingsbereik bevindt.
Telkens wanneer de startdrukknop
wordt ingedrukt, schakelt het contact
over in de volgorde van uit, ACC en
ON. Door vanuit ON de startdrukknop
opnieuw in te drukken wordt het
contact uit gezet.
1.
Indicatielampje
2.
Startdrukknop
Uit
De stroomvoorziening naar de
elektrische apparatuur wordt
uitgeschakeld en het indicatielampje
(oranje) gaat eveneens uit.
In deze stand is het stuurwiel
vergrendeld.
ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indicatielampje
(oranje) gaat branden.
In deze stand is het stuurwiel
ontgrendeld.
ON
Dit is de normale stand waarbij de
motor draait nadat deze gestart is. Het
indicatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indicatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet
wordt en de motor niet draait.)
4-2
Bepaalde indicatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de
motor gestart wordt.
De motor starten
De motor starten
1.
Zorg ervoor dat u de sleutel bij u
draagt.
2.
De inzittenden dienen hun
veiligheidsgordels vast te maken.
3.
Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
4.
Blijf het rempedaal stevig intrappen
totdat de motor volledig gestart is.
5.
(Handgeschakelde
versnellingsbak)
Blijf het koppelingspedaal stevig
intrappen totdat de motor volledig
gestart is.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in stand P
(parkeren). Als u de motor moet
starten wanneer de auto in
beweging is, dient u de
keuzehendel in stand N (neutraal)
te zetten.
6.
Controleer of het
startdrukknopindicatielampje
(groen) gaat branden.
1.
Indicatielampje
2.
Startdrukknop