198
Rijden en bediening
Aandacht van de bestuurder
● Let op met de adaptieve cruise‐
control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op
gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐
slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐
trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐
gen.
Systeembeperkingen
9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐
sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐
teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol
negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruisecontrol houdt
voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruisecontrol houdt
alleen bij een lage snelheid reke‐
ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐
trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol
niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10%.
Bochten
De adaptieve cruisecontrol berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze
voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen
incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het
inzetten of uitrijden van een bocht of
als de bocht scherper of minder
scherp wordt. De camera hanteert
een bepaalde correctie op basis van